Momenteel is Nederland in de ban van Vermeer (1632-1675). In het Rijksmuseum in Amsterdam zijn de meeste schilderijen van Vermeer ter wereld samengebracht. Geschat wordt dat hij tussen de 40 en 50 schilderijen heeft gemaakt over een periode van zo’n 20 jaar. Het gaat dus om een klein oeuvre, maar wel eentje van grote betekenis. In deze blog plaats ik De astronoom en De geograaf van Vermeer in een breder kader door Vermeer tussen tijdgenoten te plaatsen en daarmee wil ik iets vertellen over waarom deze schilderijen óók bijzonder zijn.
Het schilderij de astronoom van Johannes Vermeer

De astronoom, 1668, Louvre, Parijs
Beschrijvingen zijn er al genoeg gemaakt van dit fantastische werk. De lichtval, het plooien van het patroon van het stugge zware doek, de kleuren, de dynamische houding passend bij de barokke schilderkunst en de geconcentreerde blik van de wetenschapper, die mogelijk net een glorieuze ontdekking doet. Het is allemaal heel goed getroffen en talloze malen geroemd. Voor dit verhaal is iets anders van belang. Ik wil met dit werk en zijn pendant, Vermeer plaatsen tussen tijdgenoten en daarom gaan we een andere richting uit, namelijk die van een toenemende waardering voor de ontspruitende wetenschap.
Op het schilderij van Vermeer bestudeert een geleerde de hemelglobe van Jodocus Hondius, een beroemde cartograaf. Dit is de tijd van de cartografen en de hemelglobe van Hondius mag er wezen. Ook zie je een astrolabium, een instrument waarmee hoeken gemeten kunnen worden, voor landmeetkunde, zeevaart of sterrenkunde. Voor ons een exotisch instrument, maar in de 17de eeuw veel gebruikt. Hoe dit instrument werkt wordt gedemonstreerd in het museum Boerhaave in Leiden. Daar zijn veel wetenschappelijke instrumenten uit deze periode te zien (zie filmpje).
Het astrolabium is vanaf de Islamitische wereld en de oude Grieken tot en met de middeleeuwen het meest gebruikte astronomische instrument. Het bepaalt tijd en de plaats en richt zich op de hemellichamen. Het is de satelliet van weleer.
Terug naar het schilderij. Er staat ook een rij boeken op de kast en op de werktafel ligt de Institutiones Astronomicae et Geographicae (1621) van de hoogleraar wiskunde Adriaan Metius (1571-1635). In dit werk wordt de geleerde geadviseerd om behalve op mechanische instrumenten en kennis van geometrie ook op inspiratie door God te vertrouwen. Metius schreef ook handleidingen voor instrumenten als het astrolabium. Deze had de filosoof Spinoza bijvoorbeeld in de boekenkast. Metius heeft het over het samengaan van wetenschap en godsdienst. Is dat mogelijk? In de sterk religieuze samenleving van de 17de eeuw was dit echt een punt van discussie, een heet hangijzer zeg maar.

Aan de muur hangt een schilderij dat de vondst van Mozes afbeeldt. Deze profeet stond symbool voor de kennis van astronomie en geografie, omdat hij alle kennis van het oude Egypte had verworven en het Joodse volk uit Egypte leidde. Overigens komt het schilderijtje ook in een ander werk van Vermeer voor. De ene keer is het afgebeeld als een groot schilderij, de andere keer zien we een verkleinde versie. Alles is mogelijk in de 17de eeuwse schilderkunst. Het gaat om schijnrealisme dat op effect belust is en om motieven die zorgvuldig zijn uitgekozen. Niets wordt aan het toeval overgelaten. Zeker niet door Vermeer, maar de 17de eeuwse gelaagdheid is voor ons vrij moeilijk te lezen. Het lijkt erop dat in het schilderij wetenschap en het bijbelboek hand in hand gaan en die conclusie geldt ook voor het volgende schilderij.
De pendant, de geograaf
De geograaf van Vermeer is een pendant, een tegenhanger dat bij de astronoom hoort. De tijd waarin het schilderij gemaakt is noemen we de tijd van de Wetenschappelijke Revolutie. Deze staat in het teken van de empirische kennis. Kennis wordt niet enkel meer gebaseerd op theorie (boeken), maar moet ook blijken uit experimenten, want de waarneming is de basis van kennis en tal van wetenschappelijke instrumenten horen daarbij. Meten is weten en dat meten dat doet de geoloog met zijn passer op het schilderij De geoloog.
Astronomen en geografen horen in deze tijd bij elkaar zoals een antieke aard- en hemelglobe bij elkaar horen.

Pendant van de astronoom, Johannes Vermeer, Städel Museum, Geograaf, 1668–1669, foto Catharina Abels
Astronomen kijken naar de hemel en geologen naar de aarde. Op het ene werk van Vermeer staat daarom dus een hemelglobe op het andere een aardbol. Daarmee zijn de pendanten compleet. We zagen ook al in het boek van Metius dat astronomie en geografie bij elkaar in één band werden behandeld. Standaard vinden we de aardbol en hemelglobe gebroederlijk bijeen in een rariteitenkabinet, een 17de eeuws fenomeen, waarin exotische dieren, schelpen en objecten uit verre streken tentoon gesteld worden. Allemaal ontdekkingen die ons verbazen en in zo’n kabinet zijn samengebracht. Het rariteitenkabinet stond symbool voor de gehele kosmos. Theoretisch gezien kwamen alle elementen hier bijeen waaruit de kosmos was ontstaan; aarde, water, lucht en vuur. In de praktijk betekende dit dat er zowel kunst- als natuurvoorwerpen werden verzameld. Beiden, cultuur en natuur, behoorden tot de fascinerende wereld der ontdekkingen van de 17de eeuw, de wereld van de wetenschapper.
Gods werken waren niet alleen door de bijbel te bestuderen, maar ook door de werken der natuur, zo redeneerde de 17de eeuwer. Om deze wereld te ontdekken toont de aardwetenschap haar relevantie.

Scheepvaartmuseum Amsterdam, gefotografeerd door Wimmie Hofstra
Optische instrumenten
Kwa instrumenten bleef het niet bij een enkele passer, zoals die op het schilderij is afgebeeld. Er werden tal van innovatieve instrumenten ontwikkeld tijdens de Wetenschappelijke Revolutie, ook instrumenten met optische lenzen. Een van die uitvindingen, de camera obscura gebruikte Vermeer bij het schilderen. De camera obscura is een soort kijkkastje met lenzen waarmee een haarscherpe projectie kan worden verkregen. Optische instrumenten met holle en bolle lenzen zijn door zowel kunstenaars als wetenschappers gebruikt.
Antony van Leeuwenhoek (1632-1723) ontdekt door een zelfgebouwd microscoopje de miniatuurwereld. Hij ziet wat er leeft en beweegt in een waterdruppel uit de sloot. Terwijl de uitvinder Christiaan Huygens (1629-1695) met een zelfgemaakte telescoop ons zonnestelsel bestudeert. Het zijn de tijdgenoten van Vermeer en ze leven in dezelfde omgeving. Dit is de wereld van Vermeer en dat deze mensen elkaar kenden lijkt waarschijnlijk.
Sterker nog, er is in het verleden gesuggereerd dat het model dat Vermeer in beide werken heeft afgebeeld Van Leeuwenhoek is. Het is mogelijk, maar moeilijk aantoonbaar. Van Leeuwenhoek is in 1676 beheerder van de nalatenschap van Vermeer en over hem wordt kort na zijn dood geschreven dat hij ook bedreven is in navigatie, astronomie, wiskunde, filosofie en natuurwetenschap. Enfin, of Vermeer met de schilderijen Van Leeuwenhoek als model gebruikt of dat het gebruikte model de persoon van Van Leeuwenhoek moet voorstellen of niets van dit alles, zullen we wel nooit te weten komen. Opvallend is wel dat in deze schilderijen van Vermeer de nadruk sterk op de wetenschap ligt. Dat het ook een andere kant op had kunnen gaan bewijst de volgende vergelijking…
Vergelijking
Als we een vergelijking maken met het schilderij van De geleerde en de dood van Jan Steen dan zijn de verschillen opvallend. Jan Steen (1626-1679) is één van de beroemdste schilders uit de Gouden Eeuw. Hij is voornamelijk bekend geworden door zijn genrestukken, waarbij op humoristische wijze het leven van alledag op de hak wordt genomen. Hij werkt vijf jaar in Den Haag, vlakbij Delft. Hier trouwt hij in 1649 met de dochter van de landschapsschilder Jan van Goyen (1596-1656), die op de Dunne Bierkade 16 in Den Haag woonde en werkte. Jan Steen vertrok in 1654 vanaf Den Haag naar Delft, waar hij slechts korte tijd verblijft, maar hier dus wel woont in de tijd dat Vermeer hier ook woont en werkt. Steen heeft hierna in Warmond, Haarlem en Leiden gewerkt en gewoond. In elke plaats leerde hij van zijn collega’s. Al die ervaringen neemt hij mee en daar bouwde hij op voort. Dat is het fascinerende van het werk van Steen. Zeker omdat hij vaak navolger van bepaalde aspecten is en pionier tegelijkertijd.
Het was in de kunst gebruikelijk dat motieven door de kunstenaar en zijn collega’s worden hergebruikt en ‘gekopieerd’ met de bedoeling een dialoog aan te gaan met de inspirator. Uiteraard wilde de kunstenaar zijn voorbeeld overtreffen. Daarnaast werden motieven ook talloze malen herhaald als ze een bewezen marktwaarde hadden, dat wil zeggen; als ze goed verkochten. Kunst was namelijk handel. Dit vergelijken is dus iets wat de kunstkopers en kunstenaars veelvuldig deden in de 17de eeuw.

Jan Steen, 1656 – 1665, De geleerde en de dood, Národní Galerie, Praag
Bij Jan Steen smelten theater, literatuur en schilderkunst samen. Hij beeldt een geleerde in zijn studeervertrek af. In het interieur staat een wereldbol prominent in beeld. De Dood komt op de achtergrond binnenlopen. Waar komt dat motief vandaan?
Dit samengaan van het thema van de dood met een geleerde kwam vaker voor in de 17de eeuw. De jonge Rubens (1577-1640) liet zich door houtsnedes inspireren van een serie satirische prenten van Hans Holbein II (1497/98-1543). In een schetsboek met 42 pentekeningen is het hoofdthema is de Dans des Doods. De astroloog is daar er één van. Jan Steen doet dit vaker. Hij speelt dan met bepaalde motieven leentje-buur bij de Vlamingen, zelfs met zijn ‘huishoudens’. Zo borduren kunstenaars dus voort op de schildertraditie en ontwikkelen deze verder tot ongekende hoogte.

In deze tijd stond het beroep van de astroloog (niet de astronoom) bekend als valse wetenschappen. De natuurfilosoof René Descartes (1596-1650) schrijft erover: ‘En, wat betreft valse wetenschappen, dacht ik dat ik de waarde voldoende kende om te ontsnappen aan bedrog door de beroepen van een alchemist, de voorspellingen van een astroloog, de bedriegerij van een magiër,…’ Mogelijk beeldt Steen zo’n valse wetenschapper af. Het schilderij staat meer in het teken van een levenscyclus en de ijdelheid, vanitas waarmee kennis wordt vergaard totdat de geleerde onontkoombaar door de dood gehaald wordt.
Het werk van Vermeer legt meer dan het werk van Steen de nadruk op de geleerdheid en minder op typisch 17de eeuwse verwijzingen naar vanitas. De schilderijen zijn ongeveer in dezelfde tijd ontstaan, maar gaan een hele andere kant op. Bij Vermeer gaat het niet om een valse wetenschapper, maar een empirist en mogelijk zelfs Antony van Leeuwenhoek-himself. Zou een één tweetje van Vermeer en Leeuwenhoek tot deze twee schilderijen hebben geleid, waarbij de wetenschappers gebed zijn in de wereld en de kosmos van een allesomvattende scheppende God? En natuurlijk met alle juiste attributen van de echte wetenschap. Niet de ijdelheid staat voorop, maar wetenschappers die mogelijk de tweede bijbel onthullen? Hoe het ook zij. De interieurstukken met de wetenschappers van Vermeer hebben een totaal andere happinez over zich dan het interieurstuk van Steen waar brrrrr. de dood naar binnen wandelt. Dol op Steen, maar in dit geval kies ik de Vermeer.