Het baanbrekende aan ons inventarisatie en digitaliseringsproject van de collectie van de voorwerpen die zich in het huis van Jan van Goyen bevinden is dat ook immaterieel erfgoed is opgenomen als objectnummer. Dit naar aanleiding van een congres over immaterieel erfgoed in Breda. Immaterieel en materieel erfgoed worden met elkaar verbonden. Om dat te verduidelijken eerst de omschrijven van het object, in dit geval ‘de virginaal’ en daarna de omschrijving van het object immaterieel erfgoed: oude Hollandse muziek.
Virginaal
Objectnummer: JvG05
Omschrijving: virginaal. Dat is de voorloper van het clavecimbel, en wordt wel “de piano van de 17e eeuw” genoemd. Adel en rijke burgers haalden destijds zo’n instrument in huis, en op de schilderijen van onder andere Vermeer staan ze afgebeeld. Typerend voor interieurschilderijen uit onze Gouden Eeuw is de vanzelfsprekende aanwezigheid van muziekinstrumenten in het Nederlandse woonhuis in die tijd. Omdat we in het huis van Jan van Goyen en Jan Steen juist de woonsfeer van de 17e eeuw willen benaderen, hoort dit instrument er echt bij.

Het is niet zomaar een virginaal, maar een muselaar. Bij een gewone virginaal wordt, net als bij clavecimbels, de snaar aangetokkeld aan het begin van de snaar. Bij een muselaar worden de snaren halverwege de snaar aangetokkeld, wat een veel muzikalere klank geeft, het is zangeriger, muzischer. Bij een muselaar zit het korte toetsenbord rechts, bij een gewone virginaal meestal links. Op de schilderijen van Vermeer, waar het toetsenbord rechts zit, is dus sprake van een muselaar.
Op de foto’s is het jaartal 1643 te zien. Ook staat er “Andreas Ruckers.me.fecit.Antverpia”. Vader, zonen en kleinzoon Ruckers waren Antwerpse bouwers van toetsinstrumenten en gelden wel als de Stradivarius onder de clavecimbelbouwers en de virginalen.
Op het bovenblad staat te lezen: In te Domine speravi non confundar i aeternu. Het is het slot van het Te Deum, ontleend aan psalm 71 (70). Het laat zich vertalen als: Op U, Heer heb ik vertrouwd, in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden.
Nog wat weetjes:.
– Het toetsenbord bij een virginaal telt (bijna) 4 octaven.
– De bovenkant van de toetsen is gemaakt van been.
– De gebruikte houtsoort is populier, dat bleek het beste voor de klank destijds. Maar daardoor is de kist ook niet zo zwaar, en dus praktisch bij vervoer.
– De versieringen op de kist zijn gemaakt op handbedrukt papier. Bij sommige virginalen staan op de klep ook landschappen geschilderd, maar voor de klank bleek destijds bedrukt papier beter. Alleen de bloemetjes op het bovenblad zijn (dun) geschilderd.
– De oorspronkelijke vergulde zwierige versieringen op de zwarte buitenkant van de kist zijn vervaagd.
– Piano’s en tegenwoordige muziekinstrumenten zijn een halve toon hoger gestemd, op a1=440 Hz. Maar destijds was a1=415 Hz de normale stemming. Is dat dan niet lastig bij huisconcertjes? Niet als je met een barokviool speelt. Maar het instrument kan ook hoger worden gestemd, op de huidige stemming. Erg praktisch dus.
– Van alle toetsinstrumenten die de familie Ruckers destijds gebouwd heeft, zijn er nog 130 over. Waaronder dus ook enkele virginalen en muselaars. Die staan in de grote musea over de hele wereld.
– Het origineel bevindt zich in het Kunstmuseum, die heeft een te grote zeldzaamheidswaarde en wordt daar in de kelders bewaard onder bijzondere klimatologische omstandigheden. In 1976 heeft een clavecimbelbouwer hem minutieus nagebouwd, met voortdurende adviezen van kenners uit de wereld van de Oude Muziek. Wij verkregen het instrument van de erven.
Immaterieel erfgoed: levend houden oude muziek
Oude muziek uit de renaissance en barok wordt gespeeld op de virginaal, sopraan en andere muziekinstrumenten, zoals de theorbe, een renaissance luit.
Met het levend houden van de traditie van oude muziek uit de renaissance en barok zijn aanknopingspunten te vinden met immaterieel erfgoed. Er werd in deze eeuwen met name vooruitgang geboekt op het gebied van de wereldlijke muziek (profane muziek). Vernieuwingen waren de ontwikkeling van het Franse chanson, de Italiaanse madrigaal, de Engelse ayres etc. Net als bij andere kunststromingen was de muziek vooral internationaal georiënteerd.

In het huis van Jan van Goyen en Jan Steen staat dus een goede replica van een virginaal uit 1643 van Andreas Ruckers uit Antwerpen. Vanaf de 17de eeuw ontstond een repertorium voor zuiver instrumentale muziek van luit, virginaal, klavecimbel en strijkers.
Aan deze muziek werd in huiskamerconcerten in het Jan van Goyenhuis en Paulus Potterhuis aandacht besteed. De muziekinstrumenten worden ook wel als begeleiding gebruikt voor religieuze en profane zang.

Naast Hollandse componisten als Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) en Constantijn Huygens (1596-1687) wordt ook aandacht besteed aan de Italiaanse componisten, maar de nadruk ligt bij het museum duidelijk op de Hollandse componisten.
De muziek van Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) bevindt zich op het snijvlak van renaissance en barok. Sweelincks traktaat met compositieregels blijkt gebaseerd op de derde druk van de Venetiaanse Zarlino’s beroemde en wijd en zijd in Europa verspreide muziek- en compositieleer Istitutioni harmoniche. Door Duitse leerlingen werd vervolgens dit werk gekopieerd en op basis hiervan werd weer nieuw werk gemaakt. Sweelincks’ klavieroeuvre is in stilistisch opzicht nauw verwant met klaviercomposities van Andrea Gabrieli, de organist van de San Marco in Venetië.
De 17e eeuwse diplomaat en secretaris van de Oranjes, Constantijn Huygens was amateur-musicus. Zo schreef Huygens in 1647 de liedbundel Pathodia Sacra et Profana Occupati, oftewel “Gevoelige liederen, geestelijke en wereldlijke, door een drukbezet man”. Hij speelde klavecimbel, luit en gamba. Huygens had een uitgebreide muziekverzameling, waarin psalmuitgaven, Franse chansons met luitbegeleiding, instrumentale werken en Italiaanse aria’s en madrigalen (vaak met teksten van Petrarca). Meer nog als componist kennen we Huygens als dichter. In zijn gedichten noemde hij zijn echtgenote Suzanna van Baerle, zijn Sterre, naar het voorbeeld van dichters als Petrarca die zijn geliefde ook ‘Stella’ noemde.
Concerten in het huis van Jan van Goyen
Muziek speelde een bindende rol, passend bij de intieme sfeer van het familieleven in de woonhuizen van deze wereldberoemde schilders. In de schilderkunst van de Gouden Eeuw werd het verbindende karakter van de muziek soms figuurlijk opgevat. Zo leert Jan Steen ons dat. Hij is de schoonzoon van de huurbaas van Paulus Potter, Jan van Goyen. Het gezin woonde in het pand ernaast. Jan Steen schilderde een schilderij waarop een musicerend gezelschap, mogelijk de dochters van Van Goyen en de echtgenote Annetje van Goyen. Het schilderij duidt waarschijnlijk op goed huwelijks leven leiden. Ze zijn met elkaar in harmonie. De tekst op de virginaal luidt: Musica pellit curas ofwel muziek verdrijft de zorgen en (Soli) Deo Gloria, een spreuk waarbij de muziek als werk van God beschouwd wordt. Componist Johann Sebastian Bach (1685 -1750) ondertekende zijn werk met deze woorden.

Vanaf onze opening in 2017 organiseren we regelmatig huiskamerconcerten, waarbij de muziek van Huygens en Sweelinck ten gehore worden gegeven. Ook andere muziek komt aan bod.
In mei 2019 werd muziek van o.a. Monteverdi (1567-1643) en Caccini (1551-1618) in de huiskamers van hun Hollandse tijdgenoten: de schilders Paulus Potter, Jan van Goyen en Jan Steen ten gehore gegeven. De muziek wordt uitgevoerd door het barokensemble Il concerto delle donne*. Het allereerste ”Concerto delle donne” is ontstaan aan het hof in Ferrara in 1580, in de overgang van de late renaissance naar barok. Deze kleine concerten (zang en instrumentaal) van zeer getalenteerde (hof)dames voor intimi, krijgen tot heden veel navolging.
Bij de opening van het jaar 2020 werd muziek van Isabella Leonarda, Barbara Strozzi, Tarquinio Merula, Francesco Cavalli, Giovanni Girolamo Kapsberger en Bellerofonte Castaldi ten gehore gebracht. Inspirator voor dit concert is de componiste Isabella Leonarda(1620-1704).In 2020 is het namelijk 400 jaar geleden dat ze is geboren. Zij was een non in Novara (Italië) en een van de productiefste componisten uit de barokperiode. Ze componeerde niet alleen voor vrouwen maar ook voor mannen, en voor snaarinstrumenten.Ook was zij de eerste vrouw die sonates publiceerde. Het kloosterleven was in die tijd een manier voor aristocratische vrouwen om carrière te maken. Haar stijl is een mix van vroege en hoge barok.