Bartholomeus van Hove (1790-1880) was één van de belangrijkste schilders uit de Nederlandse romantiek, een kunststroming met een sterke hang naar de Gouden Eeuw. Hij schilderde vele stadsgezichten en was tevens decorschilder en schilder van kerkinterieurs. Hij liet een omvangrijk oeuvre na. Het grote aantal leerlingen dat hij opleidde, zijn werk als decorateur, zijn opdrachten uit invloedrijke en koninklijke kringen en zijn actieve rol als bestuurder in diverse kunstorganisaties hebben bijgedragen aan zijn wijd verbreide invloed op de schilderkunst. De creativiteit werd in zijn familie van generatie op generatie doorgegeven; ook zijn zoon en kleinzoon waren verdienstelijke kunstenaars, terwijl zijn neef Andreas Schelfhout hem in beroemdheid overtrof. Zijn werk als autonoom kunstenaar is in de loop der tijd herwaardeerd, maar werd lange tijd als ondergeschikt beschouwd aan zijn rol als leermeester.
Wonen en werken aan de Dunne Bierkade
Rond 1825 vestigde hij zich in het huis aan de Dunne Bierkade 19/20. In zijn ruime atelier werden kunstenaars opgeleid. Hier wist hij zijn vakmanschap over te brengen op onder anderen Johannes Bosboom (1817-1891) en Jan Hendrik Weissenbruch (1824-1903), later beroemde schilders van de Haagse School. Hij woonde aan de Dunne Bierkade tot 1836. Het was één van de meest succesvolle periodes in zijn kunstenaarsbestaan: in de jaren tussen 1825 en 1836 maakte hij zijn meest oorspronkelijke werk.
Opleiding en vroege carrière
Van Hove begon als leerling van de decoratieschilder Breckenheijmer (1772-1856) in diens decoratieatelier in 1807 of 1808. Samen met zijn neef Andreas Schelfhout (1787-1870) werd hij ingezet om de Leidse Schouwburg te decoreren. Later werd hij onder Breckenheijmers leiding betrokken bij het schilderwerk van Paleis Noordeinde, dat koning Willem I tussen 1815 en 1817 liet verbouwen.
In 1815 gaat Van Hove naar de Vrije Haagsche Teeken-Akademie. Drie jaar later, op 27-jarige leeftijd, schildert hij zijn eerste zelfstandige schilderij (1818). Een jaar later zendt hij voor het eerst werk in voor de Tentoonstelling van Levende Meesters. Zestig jaar lang zou hij jaarlijks een bijdrage leveren aan deze rondreizende tentoonstelling, die in diverse steden werd gehouden. Van Hove ontwikkelt zich als schilder van stadsgezichten, panorama’s en kerkinterieurs. Zijn werk wordt aanvankelijk bijzonder gunstig ontvangen.
Decorschilder van de Koninklijke Schouwburg
De meeste successen behaalt hij in deze tijd als decorschilder, en juist daarmee zou hij zijn naam voorgoed vestigen. In 1829 wordt hij, terwijl hij aan de Dunne Bierkade woont, door de Haagse burgemeester L.C.R. Copes van Cattenburch benoemd tot schilder-decorateur van de Koninklijke Schouwburg.
Hij maakt enorme achterdoeken van circa acht bij tien meter en bijbehorende coulissen. Een bekend voorbeeld van zo’n decor is het stadsgezicht van Venetië voor de opera Orthello ou le Maure de Venise. Dergelijke decors kregen daverend applaus van de toeschouwers. De naam Van Hove werd een handelsmerk: zijn decors golden als een soort Gesamtkunstwerk dat het succes van de voorstellingen mede bepaalde.
Stadgezichten: tussen fantasie en werkelijkheid
Als autonoom kunstenaar werkt hij in zijn atelier aan de Dunne Bierkade aan een grote opdracht van het Haagse stadsbestuur. Ter gelegenheid van het huwelijk van prinses Marianne, dochter van koning Willem I, met prins Albert van Pruisen op 14 september 1830 wil de stad zeven Haagse stadsgezichten cadeau doen.
Voor deze opdracht schildert Van Hove onder meer:
- het Korte Voorhout en het Wachtje
- het Tournooiveld met de Koninklijke Schouwburg
- de Hofvijver in de winter
- het Buitenhof met de Gevangenpoort
Al deze schilderijen zijn “naar het leven” geschilderd, dat wil zeggen topografisch correct. Deze prestigieuze opdracht had een enorm vliegwieleffect: nieuwe opdrachten, geschenken en onderscheidingen volgden elkaar in rap tempo op.
Bijzonder aan Van Hoves werk is dat zijn stadsgezichten soms volledig op de werkelijkheid zijn gebaseerd, maar meestal een mengeling van realiteit en fantasie tonen of zelfs geheel gefantaseerd zijn. Zijn stadspanorama’s benaderen de werkelijkheid doorgaans nauwgezetter, maar ook daar corrigeert hij elementen om compositie en dramatisch effect te versterken. Afgebeeld worden stadsgezichten uit het heden, het verleden of als mengvorm daarvan, met een duidelijke voorliefde voor gebouwen in laat-gotische of renaissancestijl.
Leermeester en pedagoog
Zoals Abraham Bloemaert (1566-1651) een belangrijke leermeester was van schildertalent in de Gouden Eeuw, zo was Bartholomeus van Hove de opleider van talent in de 19de eeuw. Veel van zijn leerlingen zouden later als Haagse-School-schilders furore maken – een stroming waarvan de schilderkunstige principes vrijwel haaks staan op de romantische uitgangspunten die Van Hove onderwees.
Van Hove geeft les aan de Haagse Tekenacademie en is daar leraar, later directeur en commissaris van de afdeling tekenen van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen.
Bestuurder en netwerker
Naast zijn drukke bestaan als kunstenaar, decorschilder en leraar vindt Van Hove ook nog tijd om zich actief in te zetten in diverse kunstenaarsverenigingen. Hij is de eerste voorzitter van Pulchri Studio en lid van Arti et Amicitiae in Amsterdam.
Het Haags Historisch Museum bezit de meest omvangrijke collectie van zijn werk en organiseerde van 28 januari 2012 tot en met 29 april 2012 de tentoonstelling Tussen fantasie en werkelijkheid. De stadsgezichten van B.J. van Hove (1790-1880).
Leerlingen van Bartholomeus van Hove
Op de site van het RKD (Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie) is een lijst met leerlingen van Van Hove te vinden, onder wie:
- Carel Jacobus Behr
- Petrus Augustus Beretta
- Pieter Gerardus Bernhard
- Johannes Bosboom
- Cornelis de Cocq
- Johannes Josephus Destree
- Lambertus Hardenberg
- Huib van Hove
- Johannes van Hove
- Herman Gijsbert Keppel Hesselink
- Everhardus Koster
- Charles Leickert
- Maurits Leon
- Ferdinand Carl Sierich
- Johannes Anthonie Balthasar Stroebel
- Willem Troost (II)
- Petrus Gerardus Vertin
- Salomon Leonardus Verveer
- Lodewijk Anthony Vintcent
- Hendricus Stephanus Johannes van Weerden
- Jan Hendrik Weissenbruch
- Cornelis Westerbeek (sr.)
- Salomon van Witsen
Conclusie
Bartholomeus van Hove was niet alleen een begaafd schilder van romantische stadsgezichten en imposante theaterdecors, maar vooral ook een invloedrijke leermeester en spilfiguur in het Haagse kunstleven van de 19de eeuw. In zijn atelier aan de Dunne Bierkade legde hij, samen met zijn leerlingen, een belangrijk fundament voor wat later de Haagse School zou worden.
Zijn eigen werk laat op poëtische wijze het spanningsveld zien tussen fantasie en werkelijkheid, tussen historische verbeelding en topografische nauwkeurigheid. Daarmee vormt Van Hove een onmisbare schakel tussen de bewondering voor de Gouden Eeuw en de modernere schilderkunst van zijn eigen tijd.
Bartholomeus van Hove (1790 -1880) was één van de belangrijkste schilders uit de romantiek, een kunststroming met een sterke hang naar de Gouden Eeuw. Hij schilderde vele stadsgezichten en was tevens decorschilder en schilder van kerkinterieurs. Hij heeft een omvangrijk oeuvre nagelaten. Het grote aantal leerlingen dat hij onderwees, zijn werk als decorateur, zijn opdrachten uit invloedrijke en Koninklijke kringen en zijn actieve rol als bestuurder in diverse kunstorganisaties hebben bijgedragen aan Van Hove’s wijd verspreide invloed op de schilderkunst. De creativiteit werd van generatie op generatie overgeleverd; ook zijn zoon en kleinzoon waren verdienstelijke kunstenaars, terwijl zijn neef Andreas Schelfhout hem in beroemdheid overtrof. Zijn werk als autonoom kunstenaar is in de loop der tijd herwaardeerd, maar werd lange tijd als ondergeschikt geacht aan zijn rol als leermeester.


