15 juli 1606 – Ter ere van 350 jaar sinds Rembrandts overlijden (1669–2019) werd het themajaar “Rembrandt en de Gouden Eeuw” georganiseerd. In Den Haag organiseerde Hofcultuur een deel van het Haagse themajaar. In het kader hiervan werd de volgende blog geschreven.
Huygens bezoekt Rembrandt en Lievens
‘Rembrandt overtreft Lievens in zijn zekere aanraking en in de levendigheid van emoties…’ – Constantijn Huygens’
De secretaris van de Oranjes, Constantijn Huygens (1596-1687) bezoekt Rembrandt en Jan Lievens (1607-1674) in hun gedeelde atelier in Leiden (1628) en bemiddelt bij een aantal opdrachten voor het stadhouderlijk hof. Hij is onder de indruk van de jonge kunstenaars. In deze tijd dat de kersverse Republiek haar identiteit moet vormgeven, zijn alle ogen gericht op de schilderkunst. En deze stelt niet teleur…
Rembrandt beter dan Aeneas van de schilderkunst
Rembrandt wordt door Huygens met Aeneas vergeleken. ‘Alle eer aan u, mijn Rembrandt! Illium, inderdaad heel Azië, naar Italië te hebben gebracht is een mindere prestatie dan de lauweren van Griekenland en Italië naar Holland te hebben gebracht, de prestatie van een Nederlander die zich zelden buiten de muren van zijn geboortestad heeft gewaagd.’ De relatie Zuid-Noord is nergens beter verwoord dan door deze tekst van de allesomvattende Huygens.
Judas als hoogtepunt van emotie
De emoties van de figuur van Judas in het schilderij Judas Repentant, Returning the Pieces of Silver (Judas geeft de zilveren penningen terug) ziet Huygens als het absolute hoogtepunt van de schilderkunst.

Rembrandt van Rijn (1606–1669), Judas brengt de dertig zilverlingen terug, 1629. Olie op paneel. Privécollectie. Photography courtesy of The National Gallery
Rembrandt blinkt uit in de emotie en levendigheid, aldus Huygens.
Huygens heeft een vlotte pen en een scherp oog, want juist die emotie en het schijnbare realisme heeft Rembrandts naam gevestigd.
Van Judas naar Heraclitus en Democritus
De figuur van Judas wordt ook afzonderlijk afgebeeld. Als individu neemt hij snel een andere betekenis aan. Via een ets van Van Vliet (1634), naar de figuur van de huilende profeet. Twintig jaar later vinden we de figuur terug in een Engelse afbeelding van Heraclitus (540 v. chr.) en Democritus (460 v. chr.), Griekse filosofen.

ets, 1650-1660 Democritus en Heraclitus, Richard Gaywood (Brits, ca. 1630-1680 Londen (?)), naar Joris van Vliet (ca. 1610 – ca. 1635), naar Rembrandt (1606–1669)
Het blad kan doorgaan als studie van ‘tronies’, als blad om de emoties te bestuderen, zoals ook de tekenaar Jacques de Gheijn II (1565-1629) een blad maakte vol expressieve gezichten.

Studie van 11 hoofden, Jacques de Gheijn II (1565-1629)
Niet veel later schilderde De Gheyn II Democritus en Heraclitus op het eerste vanitasstilleven in Europa. Het werk toont een tulp, een schedel, een zeepbel, munten, boeken en rook uit een urn, symbolen die samen de vergankelijkheid van het leven, de broosheid van schoonheid en rijkdom, en de ijdelheid van menselijke kennis en ambitie benadrukken. Er bestaat ook een voorbereidende tekening van dit schilderij van het deel van de filosofen:

Voorbereidende tekening voor het eerste vanitasstilleven van Europa van Jacques de Gheijn II, Heraclitus en Democritus
Emoties bestuderen door zelfportretten
Rembrandt maakte ongeveer veertig zelfportretten in olieverf. Tel je daar zijn tekeningen en etsen bij op, dan loopt het totaal zelfs op tot meer dan tachtig werken waarin hij zichzelf afbeeldt. Hij gebruikte zichzelf dan ook vaak als model, zeker in zijn jonge jaren, toen hij nog niet bekend was en makkelijk voor de spiegel kon experimenteren. Als barokkunstenaar was hij bovendien gefascineerd door het uitdrukken van sterke emoties, wat goed aansluit bij de vele ‘tronies’ die hij vervaardigde. Het bestuderen van zijn eigen gelaat was daarbij een logische en praktische bron van inspiratie, en verklaart voor een groot deel de grote hoeveelheid zelfportretten die hij maakte.

Net als de Italiaanse kunstenaar Gian Lorenzo Bernini (1598–1680) was Rembrandt gefascineerd door het uitbeelden van sterke emoties – we bevinden ons tenslotte in de barok. Bernini dreef die zoektocht zelfs zo ver door dat hij zich opzettelijk brandde, met alle risico’s van verminking, om zijn eigen gepijnigde gelaatsuitdrukking nauwkeurig te kunnen bestuderen. Zijn doel was de uiterlijke beweging zo waarheidsgetrouw mogelijk weer te geven. Voor hem stonden uiterlijke en innerlijke beweging in direct verband: door de zichtbare emotie overtuigend te verbeelden, kon de toeschouwer innerlijk worden geraakt.
‘Die grootste ende naetuereelste beweechgelickheit’
Het belang van beweging komt ook naar voren in een van de zeven bewaarde brieven. Deze brieven, alle gericht aan Constantijn Huygens, behandelen hetzelfde onderwerp: de levering van een aantal schilderijen van Rembrandt aan het hof in Den Haag. Aan het begin van de jaren dertig van de 17de eeuw bestelde stadhouder Frederik Hendrik, prins van Oranje, bij Rembrandt de zogenoemde Passiereeks, een serie schilderijen over het lijden van Christus.
Rembrandt verklaarde dat hij twee panelen, De graflegging en De opstanding van Christus, zo lang onder handen had gehouden omdat hij daarin ‘die grootste ende naetuereelste beweechgelickheit’ wilde bereiken. Dit is eigenlijk het enige inhoudelijke dat de brieven prijsgeven; de rest betreft vooral zakelijke kwesties zoals levering en betaling.

Maar wat bedoelde Rembrandt nu precies met ‘die grootste en natuurlijkste beweeglijkheid’? Waarschijnlijk doelde hij zowel op uiterlijke als innerlijke beweging: de zichtbare fysieke krachten én de innerlijke roerselen die een figuur geloofwaardig maken. Beweging was voor hem dus niet enkel een kwestie van anatomie, maar ook van gemoedsuitdrukking.
Wie waren Democritus en Heraclitus?
Terug naar Democritus en Heraclitus. Democritus was zowel astronoom als grondlegger van het atomisme. In beide disciplines keek hij naar het oneindige door in te zoomen op de kleinste elementen — een vorm van reductionisme. Hij beschikte over uitgebreide astronomische kennis, verdeelde de hemel in een noordelijk en zuidelijk halfrond en verklaarde waarom bepaalde sterren wel in Egypte maar niet in Griekenland te zien zijn (en omgekeerd). Daarmee werd al duidelijk dat de aarde niet plat kon zijn.
Volgens Democritus is alles opgebouwd uit atomen: de bouwstenen van de natuur, eeuwig bewegend en botsend. Door zijn optimistische levensvisie staat hij bekend als de lachende filosoof. Niet verwonderlijk dat Rembrandt hierin een inspiratiebron vond; hij bestudeerde de emotie van het lachen onder meer door zichzelf als Democritus af te beelden.
In 2007 kwam bovendien aan het licht dat een schilderij van de lachende filosoof dat lange tijd aan een negentiende-eeuwse kopiist was toegeschreven, waarschijnlijk toch van Rembrandt zelf is. Het blijkt om een vroeg zelfportret te gaan.

Heraclitus, de huilende filosoof
Voor de tegenpool van Democritus, Heraclitus, gebruikt de etser in ons verhaal het figuur van Judas uit Judas Repentant, Returning the Pieces of Silver (Judas geeft de zilveren penningen terug). Heraclitus, de huilende filosoof, vormt niet alleen een karakterologisch maar ook een filosofisch tegenbeeld. Waar Democritus lacht om de menselijke dwaasheid, is Heraclitus diep bedroefd om het lot van de mensheid.
Zijn beroemde uitspraak panta rhei — “alles stroomt” — benadrukt dat alles voortdurend in beweging is. Dat principe sluit naadloos aan bij Rembrandts streven naar de ‘grootste ende naetuereelste beweechgelickheit’: de meest overtuigende weergave van emotie en beweging in zijn werk.
De inhoudelijke lading is echter heel anders. Bij Heraclitus is die voortdurende verandering geen chaos, maar onderdeel van een vaste, goddelijke orde: een kosmos die wordt beheerst door een eeuwige wereldziel, identiek aan het eeuwige vuur. En in zijn visie komt het bepaald niet goed met de mens.
Inleyding tot de hooge schoole der schilderkunst, De zichtbare wereld
Verklaringen voor de intenties van zeventiende-eeuwse schilders zoeken we vaak in de kunsttheorie van die tijd. In Nederland komen we dan al snel uit bij Rembrandts leerling Samuel van Hoogstraten (1627–1678), die sterk beïnvloed werd door de filosofie van Descartes, destijds de dominante natuurfilosofie.
In zijn Inleyding tot de hooge schoole der schilderkunst, De zichtbare wereld (1678) bespreekt Van Hoogstraten talloze aspecten die voor het schildersvak van belang zijn, en hij schrijft ook uitgebreid over zijn leermeester Rembrandt. Hij beschouwt hem als het voorbeeld van een kunstenaar die observatie en artistieke inventie op meesterlijke wijze weet te combineren. Uit zijn woorden valt bovendien op te maken dat Rembrandt volgens hem in staat was om bij het uitbeelden van de passies werkelijk medelijden en verdriet bij de toeschouwer op te roepen — een van de hoogste doelen van de schilderkunst.
Beweging in beeld en in het gemoed
Van Hoogstraten schrijft ook uitgebreid over beweging in het algemeen, een onderwerp dat niet alleen voor de schilder, maar ook voor de schrijver van treurspelen van groot belang was. Hij stelt dat beiden:
“…om alle beweegingen des menschelijke gemoeds niet alleen te kennen, maer ook, als’t pas geeft, de zelver te kunnen uitdrukken; dewijl men noit eenich beelt behoort onder handen te nemen, zonder daer in zeekere beweeging of ten minsten eene innerlijke neyging te vertoonen.”
Uit zijn werk blijkt dat Van Hoogstraten schilderkunst ziet als een afzonderlijke cognitieve activiteit, een proces bedoeld om informatie te verwerken, waarbij waarneming, aandacht, concentratie en geheugen een centrale rol spelen. Deze activiteit verenigt het handwerk en het oog van de kunstenaar met het intellect; maken en denken zijn bij hem onlosmakelijk verbonden. Dit sluit aan bij een interpretatie van het dualistische denken van Descartes, de dominante filosofie in die tijd.
Van Hoogstraten introduceert ook het begrip denkbeeld, een voorstelling van de visuele wereld in de geest die niet letterlijk in de natuur voorkomt, maar in het hoofd van de kunstenaar wordt gevormd.
Hij schreef mogelijk nog een tweede boek, ‘De onzichtbare wereld’, vermoedelijk een filosofisch pendant van zijn werk over schilderkunst (De zichtbare wereld). Helaas is dit boek verloren gegaan en tot op heden heeft niemand het in de archieven kunnen terugvinden.
Heraclitus en Democritus in de Renaissance
De iconografie van het onderwerp Heraclitus en Democritus als afbeelding van beide filosofen bij elkaar begint waarschijnlijk in het huis van Marsilio Ficino (1433-1499). Ficino was een Florentijnse filosoof en vertaler van Plato en Plotinus, en wordt beschouwd als de belangrijkste pleitbezorger van het platonisme in de Renaissance. Zijn filosofische geschriften en vertalingen leverden een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van vroegmoderne filosofieën en hadden bovendien een grote invloed op de beeldende kunsten. Ficino inspireerde kunstenaars zoals Botticelli en Michelangelo met zijn neoplatoonse ideeën over schoonheid, liefde en de menselijke ziel, en legde daarmee de basis voor een nieuw ideaal van kunst: het verheffen van de schilder, beeldhouwer en architect tot eerzame en geleerde beroepen. Zijn opvattingen benadrukten dat kunst niet louter decoratief was, maar een intellectuele en spirituele betekenis kon dragen, waarmee kunstenaars de brug sloegen tussen zintuiglijke waarneming en hogere filosofische en morele idealen.
De plek van de aarde in de kosmos
Inmiddels heeft de wetenschap een antwoord gegeven op de plek van de mens en de aarde in de kosmos. Hoogleraar theoretische natuurkunde Robert Dijkgraaf houdt zich bezig met de deeltjesfysica. In 2003 ontving Dijkgraaf de Spinozapremie voor zijn wetenschappelijk werk. Hij verwoordt het als volgt:
‘De ontdekkingen van die nieuwe werelden hebben de positie van de mens drastisch gerelativeerd. Van het centrum van het universum zijn wij verplaatst naar de verre periferie. Het antwoord op de grote vraag ‘waarom zijn we op aarde’ is in alle opzichten een enorme teleurstelling. De aarde is slechts een middelmatige planeet gebleken, die rond een middelmatige ster draait, gepositioneerd in een verre buitenwijk van een middelmatig sterrenstelsel, ergens in een middelmatig stukje van het heelal. Net zo min is de mens het hoogtepunt van de schepping, maar is ontmaskerd als een wat slimmere aap, niet meer dan de toevallige uitkomst van bijna vier miljard jaar evolutie.’
En zo is het lot van de mensheid op deze aardbol. Je kan erom lachen, je kan erom huilen. Maar de wetenschap heeft het laatste woord.