Jacques de Claeuw 

Jacques de Claeuw was een stillevenschilder uit de barok. Hij werkte in:

  • Dordrecht: 1642–1646
  • Den Haag: 1646–1651
  • Leiden: 1651–1666 en na 1687 tot 1694
  • Zeeland: 1666
  • Haarlem: 1687

De Claeuw was lid van het Sint-Lucasgilde in Dordrecht, Den Haag en Leiden.

Hij was de schoonzoon van Jan van Goyen en trouwde in 1649 met Maria van Goyen, die in het huis op de Dunne Bierkade woonde (tegenwoordig Jan van Goyenhuis, onderdeel van het Buitenmuseum). Waar hij in Den Haag woonde, is niet bekend. Jacques de Claeuw kreeg acht kinderen.

Hoewel hij een begaafd schilder was, was hij als zakenman niet zo succesvol. Hij werd regelmatig gedwongen om zijn schilderijen snel te verkopen vanwege geldnood, vaak onder de marktwaarde. Gedurende zijn carrière was de overheersende invloed op zijn stillevens de beroemde Abraham van Beijeren (1620/1621–1690), door wie hij mogelijk is opgeleid.


Stillevens

Het stilleven was een geliefd genre in de 17de eeuw in de Republiek en Vlaanderen. Veel kunstenaars beoefenden dit genre. De afzetmarkt was groot en divers: rijke verzamelaars uit heel Europa en ook burgers uit de regio kochten het werk.

Ondanks de populariteit had het genre stilleven een laag aanzien als categorie in de schilderkunst. Dit had echter geen invloed op de populariteit; de schilderijen werden positief gewaardeerd en bewonderd vanwege hun levensechte weergave.

Belangrijk in een stilleven:

  • Zorgvuldig gekozen objecten, die betekenis kunnen dragen
  • De combinatie van voorwerpen en materiaaluitdrukking (verschillende texturen zoals glas, metaal, papier)
  • Belichting en compositie in de barok

Stillevens van Jacques de Claeuw

Opvallend in zijn werk zijn de levendige, vaak rommelig aandoende stillevens, waarbij de objecten op en naast elkaar geplaatst zijn. Diagonalen spelen een belangrijke rol. Vaak wordt een voorwerp op een richel of rand van de tafel geplaatst, waardoor het lijkt alsof het stilleven in de beeldruimte van de kijker komt.

Het geheel oogt dynamisch, versterkt door de vrije penseelvoering van De Claeuw. Soms combineerde hij grof en fijn penseelwerk in hetzelfde schilderij, vergelijkbaar met het werk van Abraham van Beijeren. In zijn Haagse periode gebruikte hij een sober palet met veel okerkleuren.


Subgenres en motieven

Bloemstillevens:

  • Rozen, anjers, tulpen, papavers, irissen, viooltjes en andere bloemen min of meer ongeordend in een vaas
  • Vaak gecombineerd met zeeschelpen
  • Bloemen uit verschillende continenten en in verschillende levensstadia

Stillevens met etenswaren:

  • Roemer met wijn, druiven en een geschilde citroen op een tinnen bord, op een gedrapeerd kleed
  • Motieven werden vaak hergebruikt (imitatio) en aangepast om het voorbeeld te overtreffen (emulatie)
  • Populaire motieven zoals de geschilde citroen komen ook voor bij Willem Claesz. Heda, Pieter Claesz en Willem Kalf

Jachtstillevens:

  • Soms in een nis afgebeeld, bijvoorbeeld hop en vinken

Vanitasstillevens:

  • Typische objecten: roemer met gebroken glas, blokfluit, schedel, gedoofde kaars, Goudse pijp, documenten met rode zegels, diverse boeken
  • Thema: ijdelheid en leegheid (vanitas)
  • Vaak een overvloed aan objecten die schijnbaar chaotisch op een gedrapeerd kleed balanceren
  • Symboliek: de tijdelijkheid van het aardse, religieuze reflectie, sterfte en vergankelijkheid

De Haagse periode (1646–1651)

Voor ons is het werk van deze periode van belang. Hij werkte toen in Den Haag. In 1649 trouwde hij met Maria van Goyen.

Via de Collectie Nederland en Europeana is een indruk te krijgen van het werk dat in deze periode is gemaakt. Het RKD geeft een korte biografie van de schilder.