Tegels als Blikvanger

Gedurende vijf jaar (2018-2022) was ik samen met Catharina Abels en Michiel Voorhoeve verantwoordelijk voor de oprichting, ook was ik de eerste directeur van het Buitenmuseum in het Oude Centrum van Den Haag. Met mijn achtergrond in Beleidswetenschappen (met een aantal vakken museologie in Utrecht) en Kunstgeschiedenis, gecombineerd met mijn ervaring als docent oude kunst en antiek, vormde het opbouwen van een museum een prachtige uitdaging. Dit omvatte niet alleen managementtaken, maar ook inhoudelijke werkzaamheden.

Een van de verhalen die daarbij naar voren kwamen, ging over de Hollandse tegelindustrie. In dit kader organiseerden we workshops en gaf ik meer dan eens een lezing over dit onderwerp.

Wilt u hier meer over weten? Lees dan verder.

Een kijkje in de keuken van het Van Balckeneynde Huis

In de 17de eeuw worden huizen van rijke burgers van plint tot plafond gedecoreerd. Naast schilderijen en goudleren behang raken ook tegelvelden in zwang. Het 17de eeuwse huis van Van Balckeneynde op de Dunne Bierkade 18 in het Oude Centrum van Den Haag volgt ongetwijfeld dezelfde mode. Handbeschilderde tegels zijn kostbaar, en een rijk betegelde schouw etaleert de rijkdom van de bewoner. In de keuken zijn eveneens veel tegels te vinden. De tegel is hier bijzonder praktisch: hittebestendig, niet poreus en makkelijk schoon te maken.

De keuken van het Van Balckeneynde Huis is een van de blikvangers van het Buitenmuseum: een plavuizen vloer, het oude fornuis, het koperwerk, een waterpomp en het zeer lage eikenhouten plafond. Maar het meest in het oog springt de tegelcollectie. Het grote tegelveld met diverse kinderspelen en de tegelclusters met verschillende taferelen illustreren prachtig de ontwikkeling van de Hollandse tegel, vanaf het moment dat de eerste Hollandse pottenbakkers op grote schaal tegels produceren tot en met de 19e eeuw, de eeuw waarin een revival van de oud-Hollandse tegel opkomt.

Tegels worden vaak beschouwd als iets typisch Hollands, maar hoe terecht is die veronderstelling eigenlijk? En hoe komt de collectie tegels in het Van Balckeneynde Huis tot stand?

De tegels zijn opgenomen in de Collectie Nederland, project 2019-2020 van Hofcultuur. Zulke tegelvelden kwamen veelvuldig voor in deze tijd. Een ander voorbeeld hiervan in het Rijksmuseum in Amsterdam, waarbij het tegelveld veel op het tegelveld van het Van Balckeneynde Huis lijkt, collectieobject BK-1955-328-A zie hieronder:

Tegels en aardewerk; van de Oudheid tot Antwerpen

Geglazuurd aardewerk bestaat al eeuwen. Bij de bouw van de eerste piramide, de piramide van Djoser (27e eeuw v.Chr.), gebruiken de Egyptenaren al de techniek om baksteen te glazuren. Ook de Poort van Babylon, een van de zeven wereldwonderen, bestaat grotendeels uit geglazuurde baksteen (575 v.Chr.). Hoewel deze oude voorbeelden indrukwekkend zijn, heeft de Hollandse tegel een heel andere oorsprong.

De techniek die uiteindelijk leidt tot de Hollandse tegel komt van de Arabieren. Door de veroveringen van Arabische stammen verspreidt islamitische kunst en kunstnijverheid zich in de middeleeuwen over Noord-Afrika, delen van Zuidoost-Europa en Spanje. Zo komt de kennis van het produceren van geglazuurd aardewerk naar Europa. Via de handel in het Middellandse Zeegebied komen producten van Spaans tinglazuur, bekend als maiolica, bij de Italianen terecht. De naam maiolica verwijst overigens naar het eiland Majorca, dat een belangrijke schakel vormt in deze handelsroutes.

Tijdens de renaissance ontwikkelen Italiaanse ambachtslieden de kunst van het glazuren en modelleren van aardewerk verder. Aan het einde van de middeleeuwen zijn de pottenbakkers uit Faenza, een stad nabij Ravenna, beroemd om hun geglazuurde aardewerk. Het product krijgt dan ook de naam van deze plaats en wordt aangeduid als ‘faience’. Verwarrend is misschien wel dat internationaal de term maiolica nog altijd in gebruik is voor -ook dit- Italiaans tinglazuur aardewerk (behalve in Frankrijk). In Nederland maakt men vaak wel onderscheid tussen het meer oorspronkelijke maiolica en het latere faience. Enfin, de termen worden vaak door elkaar gebruikt, maar we zullen het niet moeilijker maken dan het is.

Via Italië verspreidt het aardewerk zich naar de Zuidelijke Nederlanden. Hier worden vaak veelkleurige tegels gemaakt met geometrische patronen op tinglazuur, zoals ruiten, cirkels en sterren. Het patroon ontstaat vaak door meerdere tegels naast elkaar te plaatsen. De achterzijde is ongeglazuurd of voorzien van een transparante loodglazuur (gelig). De start van de maiolica- of faience-industrie in Antwerpen concentreert zich rond Guido di Savino, ook bekend als Guido Andries. Rond 1513 opent hij de eerste majolicafabriek in Antwerpen, destijds het handelscentrum van Noord-Europa. Guido leidt veel leerlingen op, die de techniek verspreiden. Vanaf Antwerpen vinden deze producten hun weg naar het achterland en de Republiek. Een van Guido’s zonen vestigt zich zelfs in Zeeland, waar hij tegels en ander aardewerk produceert.

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) is Antwerpen het strijdtoneel, waar de Spanjaarden de oorlog uitvechten. Wanneer de Schelde in 1585 wordt afgesloten, komt de handel stil te liggen.

De Nederlandse Tegel 

Veel ambachtslieden en kooplieden komen vanuit Antwerpen naar Holland. Het is daarom weinig verbazingwekkend dat de vroegste tegels uit Holland moeilijk, of zelfs niet, van de Antwerpse tegels te onderscheiden zijn.

Het kleurenpalet bestaat vaak uit kobaltblauw, oranje, geel en groen. Geometrische patronen komen het meest voor. De Nederlandse tegel ontwikkelt zich uiteindelijk tot een zelfstandige ‘kunstvorm’. Tegels krijgen een hoofdmotief, zoals een fruitmand, portret of dier. Dit motief is vaak in een cirkel of vierkant gevat. De blauw-witte hoekversieringen vormen vervolgens een nieuw patroon wanneer vier tegels samengevoegd worden.

Al in de vroege 17de eeuw komen allerlei vruchten- en bloemmotieven voor op de tegels: granaatappels, druiventrossen, oranjeappels, tulpen, kievietsbloemen, narcissen en goudsbloemen. Soms liggen de vruchten op fruitschalen (tazza) en staan de bloemen in vazen. De keuze van de onderwerpen is soms verrassend chauvinistisch: zo kunnen de oranjeappels en goudsbloemen een verwijzing zijn naar het huis van Oranje, een hint naar de politieke voorkeur van de koper tijdens de strijd tegen de Spanjaarden. Granaatappels en druiven kunnen wijzen op vruchtbaarheid.

Polychroom tegelveld met druiven en granaatappels uit de 17e eeuw, hoekmotieven met Franse Lely, tegelmuseum Otterlo, Identieke tegel van een granaatappel in de keuken van het Van Balckeneynde Huis. 

Het doel is om tegelvelden te creëren waarbij de tegels een groot oppervlak bedekken. Door dezelfde tegels te herhalen en door aaneengeschakelde hoekmotieven ontstaat een repeterend patroon, vergelijkbaar met het hedendaagse behang. Veelgebruikte hoekmotieven zijn de ossenkop, het wan-li motief en de Franse Lely.

‘Delfts Blauw’ 

Aan het begin van de 17de eeuw produceren pottenbakkers uit Delft, Gouda en Rotterdam op grote schaal tegels. Vanaf 1620 zijn deze tegels vaak ‘Delfts Blauw’, wat betekent dat er in kobaltblauw een hoofdmotief wordt geschilderd op de ondoorzichtige tinglazuur. De inspiratie voor deze kleurstelling komt van het porselein uit China, dat door de VOC in grote aantallen naar Holland wordt vervoerd. De VOC-Kamers in Rotterdam en Delft zijn twee van de zes Kamers van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), die in 1602 wordt opgericht. In Delft komen de schepen via een eigen haven aan de Maas, Delfshaven aan in De Kolk, buiten de stadsmuur van Delft (waar Vermeer zijn Gezicht op Delft schildert). De producten worden vervolgens overgeladen en naar diverse bestemmingen in de stad en omgeving gebracht. Den Haag wordt daarbij zeker niet vergeten.

Tegelveld tegels met drietulp in accolades met wanli hoeken 17e eeuw, tegelmuseum Otterlo. Een soortgelijke tegel in Polychroom in het Rijksmuseum en een vrijwel identieke tegel in de keuken van het Van Balckeneynde Huis (met accolade in plaats van wanli motief), collectie. K25.

Porseleinbakkers

De pottenbakkers noemen zich “porseleinbakkers”, hoewel er van porselein geen sprake is. Voor de tegels wordt klei gebruikt, die van de uiterwaarden van de rivier komt. De klei wordt gezuiverd van takjes en stenen, gemengd en tot platen gewalst. Uit deze platen snijden ze op een snijplank met spijkers tegels van ongeveer 13 x 13 cm. De tegels worden op elkaar gestapeld in de oven, die wordt opgestookt met takkenbossen en turf. Dit proces kan meer dan een dag duren. Bij ongeveer 1000°C worden de tegels gebakken tot ‘biscuit’; een halffabricaat, een tegel zonder glazuur.

Vervolgens wordt een zijde bedekt met tinglazuur, een mengsel van tin-as (bestaande uit Engelse tin en lood, dat in de tinoven wordt versmolten tot as) en masticot (een mengsel van zand en soda).  Het ziet eruit als een witte ondoorzichtige pap. Hierop wordt de voorstelling aangebracht met behulp van een geperforeerde tekening (spons). Met een zakje houtskoolpoeder wordt op de doorgeprikte tekening geklopt. Het houtskool stuift door de gaatjes, waardoor de voorstelling in zwarte stipjes op de tegel verschijnt. De tegelschilder trekt daarna de stippellijn over (lijntekening) en vult de details in. De tegel wordt voor de tweede keer gebakken. Het tinglazuur versmelt tot een wit ondoorzichtig laagje en wordt door verglazing waterdicht.

Tegelveld tegels met zeewezens en vissen met ossenkop hoeken 17e eeuw, tegelmuseum Otterlo. Vrijwel identieke tegel in de keuken van het Van Balckeneynde Huis , zeepaard (in Van Balckeneynde Huis: eenhoorn met gekrulde staart, collectie. K51)

De tegels in de keuken van het Van Balckeneynde Huis

Door de welvaart en het gebruiksgemak ontstaat er veel vraag naar de blauw-witte tegels. Tot op de dag van vandaag staan deze tegels symbool voor Holland. De voorstellingen op de tegels komen uit het dagelijkse leven en geven een goed beeld van het Hollandse landschap en de cultuur: molens, spelende kinderen, vissen en dieren, maar ook de voorliefde voor exotische bloemen zoals de tulp en kievitsbloem, en voor exotische vruchten zoals granaatappels en druiven. Daarnaast zijn er ook beroepen, schepen, zeemonsters en modieus geklede soldaten en Spanjaarden afgebeeld. Net als op schilderijen komen ook mythologische en bijbelse verhalen voor. Al deze onderwerpen zie je ook bij de tegels in het Van Balckeneynde Huis.

Het meest opvallende is het grote tegelveld met kinderspelen, dat een van de wanden bedekt. Kinderen zijn te zien die knikkeren, badminton spelen, op hun kop staan, worstelen en zelfs onbekende spelletjes doen. De tegels met kinderspelen behoren tot de typisch Nederlandse traditie en vinden hun oorsprong in Vlaamse schilderijen en prenten. Een goed voorbeeld hiervan is het schilderij Kinderspelen van Pieter Bruegel de Oudere, waarop meer dan 90 verschillende spelletjes te zien zijn (1527-1581). Van de Oud-Hollandse spelen die zijn afgebeeld hebben we in de collectie een item aangemaakt van immaterieel erfgoed. De spelen zijn:

Tiepelen, een kinderspel waarbij twee groepen tegen elkaar spelen, bestaat uit het wegslaan van een korte stok met een lange stok. Andere populaire spelletjes en activiteiten zijn: schommelen, spelen met een duwslee, koten (ook wel bikkelen genoemd, een spel waarbij men met botjes speelt), schaatsen, kegelen (een balspel waarbij de deelnemer probeert met een bal negen kegels om te gooien), spelen met een drijftol die met een touw of zweep draaiend wordt gehouden, boksen, hoepelen, handstand, steltlopen, kruisboogschieten, klootschieten (met een kogel of zware bal), en muziek maken. Een bijzonder spel, genaamd “zuigertje”, ging als volgt: een stukje rond leer werd doorboord met een touwtje en vervolgens ondergedompeld in water. Daarna werd het leer op een gladde straatsteen geklemd door het stevig vast te trappen. Met wat geluk kon men de steen omhoog trekken.

De tegels in het Van Balckeneynde Huis komen uit de collectie van J.H.C. Voorhoeve, die op een bijzondere manier tot stand is gekomen. Veel van de tegels zijn afkomstig uit woningen die in de jaren zeventig werden gesloopt. Het ging om eeuwenoude panden in het centrum van Den Haag, woonhuizen die tegenwoordig monumentenstatus zouden hebben gekregen. Door de sloop ging veel historisch erfgoed verloren. De familie Voorhoeve redde echter veel waardevolle objecten uit de containers, zoals oud-Hollandse tegels en natuurstenen bouwornamenten, die in de tuin zijn uitgestald. Helaas zijn veel antieke tegels beschadigd, omdat tijdens een inbraak met grof geweld geprobeerd werd de tegels van de muur te bikken.

De tegels dateren uit verschillende eeuwen. De oudste tegels zijn mogelijk bijna vierhonderd jaar oud, terwijl de jongste uit de negentiende eeuw stammen, een periode waarin motieven uit de Gouden Eeuw opnieuw werden gebruikt. Ook de herkomst verschilt: de meeste tegels komen waarschijnlijk uit Rotterdam, Gouda en Delft. De tegels tonen diverse taferelen.

Tulp en kievitsbloem

Er zijn diverse tegels met tulpen. In de Gouden Eeuw is de tulp een exotische bloem die uit Azië naar de Republiek komt. Het is waarschijnlijk de eerste bloem die niet om zijn medische werking, maar om zijn schoonheid wordt gewaardeerd. De tulpenliefde wordt een ware rage. Kennis van botanica en goede smaak staan centraal bij het kiezen van bloemmotieven. Dit is de eeuw van de wetenschap. Een van de tegels in het Van Balckeneynde Huis toont drie tulpen en beeldt ook de bol af waaruit de stengels komen. Ongetwijfeld hebben botanische tekeningen hiervoor model gestaan. Er zijn ook tegels waarop vazen met tulpen worden afgebeeld, waaronder een fraaie tegel waarop op de vaas een grotesk is afgebeeld. Ook de kievitsbloem komt vaak voor op oud-Hollandse tegels. De tegel met de kievitsbloemen in het Van Balckeneynde Huis is waarschijnlijk een van de oudste Hollandse tegels. Het is een veelkleurige tegel met kobaltblauw, oranje en doorschijnend groen.

Diverse taferelen

Naast de tegels met bloemen- en vruchtenmotieven zijn er diverse andere onderwerpen afgebeeld, zoals zoogdieren (bijvoorbeeld een beer en een ezel) en cupido’s. Ook is er een veld met diverse Spanjaarden en modieus geklede figuren. Daarnaast vinden we een uitgebreid cluster landschapstegels. Het is mogelijk dat de tegels van de landschappen en de wipmolen uit Gouda afkomstig zijn. In de hoeken zien we de zogenaamde spinnenkopjes, een hoekmotief dat veel in deze stad wordt gebruikt. De landschappen tonen een terp met een gebouw erop, vaak omgeven door water, waarop zeilboten als contouren afsteken. Helaas zijn veel tegels beschadigd.

Een mooi voorbeeld van een tegel met spinnenkop motief in de hoeken, een herderinnetje laat haar schapen uit. De tegel komt uit het afval van panden uit Spuikwartier die in de jaren zeventig werden gesloopt en is door de familie Voorhoeve gered

Er is ook een cluster met vissen en zeewezens met gekrulde vissenstaarten, zoals de eenhoorn. Dergelijke tegels geven een beeld van de Hollandse cultuur in de Gouden Eeuw. Het is een opmerkelijke combinatie van mythologische wezens en een natuurgetrouwe weergave van vissen die voor consumptie dienden. Iets vergelijkbaars zien we in het 16e-eeuwse Visboeck van Adriaen Coenen, een vishandelaar uit Scheveningen die in zijn fraai geïllustreerde naslagwerk op een wetenschappelijke manier verschillende vissen beschrijft en tekent, maar ook draken, het zevenhoofdig beest en zeegeesten opneemt.

Zeewezen

Een einde

De productie van tegels in de Gouden Eeuw was een vak dat precisie en ervaring vereiste. Het bereiken van de juiste temperatuur in de oven was een zenuwslopende taak, en het ging vaak mis. Wanneer de oven te heet werd, trad er versintering op, wat de kwaliteit van de tegels beïnvloedde. Zelfs ervaren pottenbakkers slaagden er niet altijd in om de juiste temperatuur te bereiken, zoals blijkt uit de grote hoeveelheden 17de-eeuws tegelafval die bewaard zijn gebleven.

Mislukte tegel

Toch blijft de kunst van het tegelbakken een indrukwekkend ambacht. De tegels in het Van Balckeneynde Huis, met hun kinderspelen, bloemen, vruchten en levendige taferelen, vormen een belangrijk onderdeel van ons historische erfgoed en blijven de verhalen van een ver verleden levend houden. Een kijke in deze keuken geeft een mooi beeld geeft van de cultuur en het dagelijks leven in de Gouden Eeuw in Den Haag.

Mocht u de tegels van het Buitenmuseum zelf willen bekijken dan kan dat zowel in het museum als op de collectiewebsite. Veel van het overige beeldmateriaal dat is gebruikt in deze tekst is afkomstig van het Nederlands Tegelmuseum in Otterlo.