Rampjaar, 350 jaar geleden – Spinoza versus De Witt

20 augustus 2022. Inclusief routes aan het einde!


Op 20 augustus 2022 was het 350 jaar geleden dat de gebroeders Cornelis en Johan de Witt werden vermoord door orangisten tijdens het Rampjaar van 1672. Hofcultuur organiseerde voor het Buitenmuseum een wandeling, waarin de filosoof Spinoza (1632-1677) en Johan de De Witt (1625-1672) in Den Haag centraal stonden. Naar aanleiding daarvan in deze blog bespiegelingen over deze roemruchte tijdgenoten.

Het is nooit bewezen dat De Witt en Spinoza elkaar hebben ontmoet, maar het is wel aannemelijk dat zij van elkaars gedachtengoed op de hoogte waren. Wat hebben zij met elkaar te maken? Wat kunnen we wel bewijzen? En wat is de betekenis van deze historische figuren voor Nederland in het algemeen en Den Haag in het bijzonder? We gaan op onderzoek uit.

De Witt versus Spinoza

De Raadspensionaris De Witt

Johan de Witt richtte zich in zijn studie vooral op Romeins recht en internationaal recht, wat belangrijk was voor zijn latere rol als staatsman en jurist. Naast rechten had De Witt een grote belangstelling voor wiskunde. Hij studeerde verder in Angers in Frankrijk in de rechten en voltooide in 1645 zijn promotie (doctor in de rechten). Johan de Witt werd raadpensionaris van Holland op 23 juli 1653. Hij volgde Adriaan Pauw op in deze belangrijke functie, op een moment dat de Nederlandse Republiek in een crisis verkeerde door de nederlaag in de Eerste Engelse Oorlog (1652–1654) en interne politieke spanningen. Onder de leiding van raadspensionaris De Witt groeit de Republiek uit tot een wereldmacht, waarbij de handelsgeest en welvaart hoogtij vieren. Zoals veel geleerde mannen uit de 17de eeuw, had De Witt zich in uiteenlopende wetenschappelijke disciplines verdiept. Hij stond bekend als een expert in verzekeringen en bezat wat we tegenwoordig een ‘wiskundige gave’ zouden noemen. Hij publiceerde een werk over verzekeringen en rente, getiteld Elementa Curvarum Linearum. Zijn vermogen om wiskundige berekeningen te maken en te extrapoleren, speelde een cruciale rol in zijn politieke en strategische keuzes, en werpt een helder licht op het conflict waarmee hij al snel werd geconfronteerd.

Naast interne spanningen zijn er ook uitdagingen in het internationale veld voor De Witt. Onder het bewind van Johan de Witt breekt er oorlog uit met Engeland, dat beschikt over de sterkste oorlogsvloot ter wereld. De Eerste Engels-Nederlandse Oorlog (1652-1654) eindigt dan ook in een nederlaag voor de Republiek. Onder De Witts leiding wordt de Vrede van Westminster gesloten. Dit verdrag bevat een geheim bijvoegsel, de Akte van Seclusie, waarin wordt vastgelegd dat geen nakomeling van Willem II ooit tot stadhouder van Holland zal worden benoemd. Volgens De Witts redenering zou het wegvallen van de stadhouders Holland in staat stellen zijn enorme schulden af te betalen. Met stadhouders aan het bewind zou dit echter onmogelijk zijn, omdat de kosten te hoog zouden oplopen.

Het geheim van het bijvoegsel lekt uit en het wordt onrustig in de Republiek. Het broeit al langer en de strijd tussen de staatsgezinden en prinsgezinden wordt hiermee nog aangewakkerd. De eerste staatsgezinden wilden dat de regenten regeerden, terwijl de prinsgezinden de prins van Oranje als stadhouder de macht wilden geven.

De Witt licht zijn handelswijze toe in een redevoering die bekend is geworden als de ‘Deductie van De Witt’. Hierin en in het boek ‘Interest van Holland’ (1662) van Pieter de la Court, wordt de vrije handel en de Republikeinse staatvorm als de belangrijkste factoren voor economisch en politiek succes gezien. De la Court’s werk was een theoretische onderbouwing van de politieke en economische ideeën die Johan de Witt in praktijk bracht. Hij was een fervent voorstander van de Republiek zonder stadhouder en pleit voor een sterk bestuur door de regenten, een standpunt dat De Witt de leidende figuur in de Republiek maakt.

De filosoof Spinoza

Meten is weten, kan een uitdrukking zijn uit deze tijd. Het is geen toeval dat ook voor de bekendste filosoof van Nederland, Spinoza (1632-1677), de wiskunde een doorslaggevende rol speelt. Spinoza’s magnum opus, ‘Ethica‘, heeft als ondertitel ‘Geordend volgens de geometrische methode‘. Het boek is in vijf delen verdeeld: over God, de menselijke geest, de emoties, de kracht van de rede en het uiteindelijke doel van het menselijk leven. Er is voor elk wat wils: de psycholoog, de socioloog, de religieuze denker en uiteraard de filosoof. Het werk is niet eenvoudig te lezen – heel moeilijk zelfs-, maar biedt diepe waarde als leidraad voor het verkennen van de verschillende gedachtestromen. Het begint met God en eindigt met de intellectuele liefde tot God. God is niet antropomorf en heeft ook de mens niet als heersers over de natuur aangesteld, noch beloont of straft hij de mens bij goed of slecht gedrag.

Spinoza gebruikt begrippen die afkomstig zijn uit de filosofie van Aristoteles, termen die in de 17de eeuw goed bekend waren bij wetenschappers – immers, Aristoteles werd toen gezien als de Grote Filosoof – maar die tegenwoordig wellicht enige uitleg vereisen. Denk bijvoorbeeld aan woorden als substantie en modi. Spinoza vraagt zich af wat werkelijk bestaat (metafysica) en begint zijn onderzoek bij God. Hij stelt dat God een substantie is, wat betekent dat God iets is dat op zichzelf bestaat. God bestaat uit oneindige attributen, waarvan we er twee kennen: denken en uitgebreidheid (ruimtelijkheid). Alles is in God, en niets kan bestaan of gedacht worden zonder God. “Deus sive Natura”, God of de Natuur, aldus Spinoza. Dit vormt het fundamentele idee in zijn filosofie: God en de natuur zijn één en hetzelfde. Omdat de natuurwetten overal en altijd gelden, verwerpt Spinoza het idee dat de mens buiten de natuur staat. De mens is onderdeel van de natuur en, net als alles in de natuur, een zogenaamde modi — een bestaanswijze of eigenschap van de substantie. Modi zijn veranderlijk, maar het wezen van de substantie zelf is dat niet.

In zijn werk ‘Het Theologisch Politiek Traktaat‘ (TPT, 1670) pleit Spinoza voor de verdediging van de vrijheid van meningsuiting en de scheiding van kerk en staat. Hij onderzoekt de relatie tussen religie en politiek en biedt daarmee een oplossing voor de impasse waarin de sterk religieuze samenleving van de 17de eeuw zich bevond. Het werk heeft een enorme invloed gehad op de ontwikkeling van moderne politieke, religieuze en filosofische ideeën en is tot op de dag van vandaag relevant. Spinoza prijst de “Vrije Republiek”, die volgens hem de enige ware politieke vorm is waarin individuen vrij kunnen denken en handelen. “In een vrij staatsbestel is het ieder toegestaan te denken wat hij wil en te zeggen wat hij denkt.”

Dat brengt ons op de Republikeinse ideeën van Johan de Witt. Deze waren bij Spinoza goed bekend, niet alleen vanwege de publieke functie van De Witt die als raadspensionaris de scepter zwaaide. Spinoza was uiteraard zeer belezen. Hij had enkele werken van de Leidse jurist Pieter de la Court in zijn boekenkast aan de Paviljoensgracht staan, zoals ‘Consideratien van staat ofte polityke weegschaal’, dat een jaar voor het eerder genoemde ‘Interest van Hollandwas verschenen. Daarin prijst La Court zich gelukkig om in een vrije Republiek te leven: “Maar nu leef ik en Godezy lof in der voor zijn genade in een zeer vrye Republiek daar het my spreekende ten voordeele der niet quaaliker behoorde te worden afgenomen.”

Pamfletten

De 17de eeuw was de eeuw van de pamfletten. De publieke opinie werd in die tijd sterk beïnvloed door deze gedrukte geschriften, die vaak als posters tegen muren en deuren werden geplakt of als flyers werden uitgedeeld. Meningen werden toegankelijk en helder voor het gewone volk verwoord. Soms waren deze pamfletten vergelijkbaar met de lastercampagnes, die tegenwoordig via sociale media worden gevoerd. Regelmatig werden Spinoza’s denkbeelden scherp bekritiseerd, vooral na het verschijnen van het Theologisch-politiek Tractaat (1670). Pamfletten konden dus zorgen voor grote onrust.

De trekschuit was het Openbaar Vervoer van de 17de eeuw, pamfletten werden door deze frequente vaardienst makkelijk over de Republiek verspreid. Deze trekschuit is eigendom van Den Haag en is afgebeeld op het schilderij ‘Gezicht op Den Haag vanuit het Zuid-Westen van Jan van Goyen (1651) in het Haags Historisch Museum.

Redeloos, radeloos, reddeloos

En dit is precies wat er gebeurde in het Rampjaar 1672. Het was het einde van de Gouden Eeuw en er brak een economische crisis uit. Onze buurlanden – Frankrijk, Engeland, Münster en Keulen – verklaarden de Republiek in 1672 de oorlog en vielen met het grootste leger van Europa ons land binnen. Het volk was redeloos, de regering radeloos, en het land reddeloos. Op 20 augustus 1672 werd het volk opgeroepen om te gaan rellen. Cornelis de Witt (1632-1675) zat op dat moment vast in de Gevangenpoort. Op een pamflet aan de deur van de Nieuwe Kerk werd een snoeihard oordeel geveld over de gebroeders De Witt. De tekst van het pamflet luidde:

Belsebub schrijft uit de Hel
Dat Kees de Wit haast komen zel
Hij wacht hem in korte dagen
Maar zijn kop moet eerst zijn afgeslagen
En zijn broer is ook een schelm’

De predikant van deze kerk, dominee Simon Simonides, verkondigde in zijn preken dat de gebroeders De Witt duivels waren. Hij is waarschijnlijk de schrijver van dit gedicht.

Bartholomeus van Bassen, De Nieuwe Kerk aan het Spui gezien vanuit het oosten, 1650

De gebroeders De Witt gelyncht

De gebroeders De Witt worden in deze oplopende spanningen vermoord door een groep Oranjegezinde burgers, en hun ledematen worden per opbod verkocht. Een tong en een wijsvinger, nu deel van de collectie van het Rijksmuseum, zijn daar nog het bewijs van. De Nieuwe Kerk wordt de laatste rustplaats van raadpensionaris Johan de Witt.

Jan de Baen- De lijken van de gebroeders de Witt, Rijksmuseum Amsterdam

Spinoza maakte de opgelopen spanningen van nabij mee. Hij was diep geschokt door de gebeurtenissen en wilde een poster ophangen met de tekst “ultimi barbarorum” “jullie zijn de ergste barbaren”. Zijn huisbaas hield hem echter tegen. Volkswoede kon in die tijd letterlijk levensgevaarlijk zijn. Dit gebeurde ook in het geval van Spinoza. Er deden geruchten de ronde dat hij in zijn werk het bestaan van God zou ontkennen – een levensgevaarlijk gerucht. De Republiek was weliswaar tolerant voor critici, maar voorzichtigheid was nog altijd geboden. Spinoza’s vriend Adriaen Koerbagh (1633-1669) was zeven jaar eerder voor soortgelijke geruchten tot tien jaar rasphuis veroordeeld en overleefde zijn eerste jaar in gevangenschap niet. Geen wonder dat Spinoza zijn werk ‘De Ethica‘ niet zomaar publiceerde. Zelfs het uitgeven onder een pseudoniem was te gevaarlijk. Caute, voorzichtig is dan ook het devies van Spinoza.

Lijfspreuk Spinoza, zoals dat op zijn brieven gestempeld is.

Oudste manuscript in het Vaticaan

Pas na Spinoza’s dood in 1677 werd De Ethica door zijn vrienden uitgegeven. Het oudste bekende manuscript bevindt zich tegenwoordig in de collectie van het Vaticaan en werd tien jaar geleden bij toeval herontdekt. Het document, dat in handen van de inquisitie was geraakt, is een kopie van het origineel, overgeschreven door Pieter van Gent, een vertrouweling van Spinoza. Van Gent was waarschijnlijk ook nauw betrokken bij de redactie van de Opera Posthuma, de verzameling nagelaten werken waartoe De Ethica‘ behoort.

Spinoza en De Witt, beiden bij de Nieuwe Kerk

Ook Spinoza ligt bij de Nieuwe Kerk begraven. Zijn huurgraf, nummer 162, lag links van de huidige kansel. Hij werd met zes karossen en veel “aanzienlijke luiden” uitgeleide gedaan in 1677. Na twaalf jaar werd het graf geruimd en zijn stoffelijk overschot herbegraven achter de kerk. Spinoza de De Witt liggen dus beiden bij de Nieuwe Kerk, het eerste protestantse kerkgebouw van Den Haag, begraven.

Bartholomeus van Bassen, De Nieuwe Kerk aan het Spui gezien vanuit het oosten, 1650

Het graf van Spinoza achter de Nieuwe Kerk

Conclusie

We sluiten onze bespiegelingen af bij de laatste rustplaats van zowel Spinoza als de gebroeders De Witt. Wat betreft de relatie tussen Spinoza en Johan de Witt geldt het volgende: hoewel er geen concreet bewijs is dat zij elkaar ooit openlijk hebben ontmoet, kunnen we wel vaststellen dat beide mannen buitengewoon invloedrijke figuren zijn in de 17de-eeuwse Republiek. Ze delen gemeenschappelijke interesses in politiek en religie. De wetenschap, en met name disciplines zoals wiskunde, speelt een cruciale rol in hun werk.

De spanningen van hun tijd, zoals de controverse rond Spinoza’s Theologisch-politiek Tractaat en het debat over de juiste staatsvorm en de verhouding tussen religie en maatschappij, beïnvloeden en scheppen niet alleen hun ideeën, maar hebben ook diepe invloed op hun persoonlijke levens. In een tijd waarin voorzichtigheid geboden was ‘op straffe des doods’, was de mores van de ‘mob’ meedogenloos. Dat hebben de gebroeders De Witt tragisch aan den lijve ondervonden. Hoewel het lastig is vast te stellen of De Witt en Spinoza elkaar direct beïnvloeden, zijn hun ideeën onmiskenbaar verbonden door de politieke en religieuze crises van hun tijd. Wat hen bovendien bindt, is hun blijvende invloed: hun denken resoneert nog steeds in de hedendaagse maatschappij en politiek.

Routes

Er zijn diverse routes in Zuid-Holland door mij geschreven en op Izi.Travel gepubliceerd. Lees verder.