Met de trekschuit tussen Delft, Den Haag en Leiden

De trekschuit voer vanaf de 17de eeuw ruim twee eeuwen lang van stad naar stad. De op- en afstapplaatsen waren aan de rand van de stad, zoals in Delft bij de Haringkade. Vanaf de aanmeerplaats bij de Haagse Poort in Delft kon je vanaf 1655 met de boot reizen via Overschie naar Schiedam, Rotterdam of Delftshaven. Maar als je uit Den Haag aankwamn moest je wel de hele stad doorkruisten met handbagage en al, om bij de trekschuiten richting Overschie te komen. Het was doorlopen geblazen. Er was namelijk een stipte dienstregeling. De trekschuit vertrok bij het luiden van de klok, zoals blijkt uit een lofdicht van de Haagse dichter en diplomaat Constantijn Huygens (1596 -1687).

Na Rotterdammer Hoofd, of uijtvaert van Delfshaven; Sij sagens’ haestigh volck half blindeling doordraven, En Delft, langs eene Delft, voor eene straet, begaen; De schuijt-klock doogde niet een omsien stille staen,

De passagiers vertrokken op de Haringkade tegenover de Rotterdamse en Schiedamse Poort. Dat is goed te zien op het schilderij Gezicht op Delft (1660-1661) van Johannes Vermeer (1632-1675) uit het Mauritshuis. Hier liggen vier trekschuiten voor de Rotterdamse Poort. Op een van de poorten is een klok. Helemaal rechts vooraan is ook nog een trekschuit te zien. Klaar voor vertrek!

17de eeuw, eeuw van de wetenschap

De lichtval en het perspectief spelen een belangrijke rol bij de schilderijen van Vermeer die met het Gezicht op Delft een waarheidsgetrouwe illusie schept. Het beeld van het dagelijkse leven in de 17de eeuw is overtuigend.

De 17de eeuw was de tijd van de wetenschap. Een van de uitvindingen, de camera obscura. Mogelijk werd deze door Vermeer gebruikt om het Gezicht op Delft te schilderen. De meningen lopen daarover uiteen. Het is zo goed als zeker dat hij het innovatieve perspectiefkastje kende, aangezien historisch is aangetoond dat er op loopafstand van het huis van Vermeer eentje aanwezig was. De camera obscura was een soort kijkkastje met lenzen waarmee een haarscherpe projectie kon worden verkregen. Het gebruik van optische instrumenten met holle en bolle lenzen werd door zowel kunstenaars als wetenschappers gedaan; van Christiaan Huygens tot Baruch de Spinoza en van Antoni van Leeuwenhoek tot Johannes Vermeer.

Zo bekijkt Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) in Delft met zijn microscoop de miniatuurwereld, terwijl de uitvinder Christiaan Huygens (1629-1695), verderop in de menselijke maat van zijn tuin op Hofwijck met een zelfgemaakte telescoop ons zonnestelsel bestudeert. Ook vindt Huygens de voorloper van de film- en diaprojector uit, de toverlantaarn.

18de eeuw, eeuw van de landschapsschilders

De meeste stadsgezichten werden in de 18de eeuw geschilderd. De familie La Fargue specialiseerde zich in het getekende en geschilderde stadsgezicht. Aan de hand van hun schilderijen zou je een reis met de trekvaart door Holland kunnen maken. Met het volgende filmpje kan dat ook:

Met de Familie La Fargue op reis in de 18de eeuw

We beginnen hier op de Dunne Bierkade in Den Haag met twee schilderijen van hetzelfde huis, van dezelfde schilder, Maria la Fargue (1743-1813). Het schilderij van de binnenkant geeft een goede indruk van een rijk Haags interieur in de 18de eeuw. Een schouw in Louis XV stijl, het mosgroene festoengordijn is opgetrokken, de rode overgordijnen van opzij geschoven. Aan het plafond een glazen kroonluchter en op de vloer een Deventer tapijt. De rijk geklede dame links, met een met hermelijn afgezette stola en een hermelijnen mof, brengt met haar zoontje (geheel rechts) een kraambezoek. Links het kraambed, behangen met kostbare stoffen. Het wiegje staat links naast de kraamvrouw, die met haar voeten op een stoofje rust.

Het schilderij van de buitenzijde toont het hoekhuis op de Dunne Bierkade, met de blik richting de Bierkade. Op dit schilderij laat een visverkoper een tarbot zien aan een deftig geklede dame. Naast haar staan haar dochtertje en een dienstmeisje. Hier is een voorbereidende tekening van.

Vervolgens wandelen we naar het Zieken, waar de trekschuiten liggen en varen we langs de oude tolbrug bij Drievliet. We gaan niet naar Delft, maar richting Leiden. Hier komen we bij de zwaaikom in Leidschendam, waar veel trekschuiten liggen. Het bekendste schilderij is van de hand van Paulus Constantijn la Fargue (1729-1782), ‘De zwaaikom in de trekvaart in Leidschendam’. Opvallend aan het romantische dorpsgezicht is de Hervormde Kerk. De kerk staat er nog, maar de koepel is vervangen door een achtzijdige schuine kap.

De jongere broer van Paulus Constantijn, Jacob Elias la Fargue maakt een schilderij van de locatie waar het jaagpad over de Stompwijksevaart wordt getild op ‘Gezicht op de Vliet met trekschuit’ . Uiteindelijk komen we op de Korte Mare in Leiden aan, waar de trekschuiten al weer klaar liggen voor een volgende tocht. Misschien wel naar Haarlem…