Ontegenzeggelijk is de invloed van Italiaanse kunst, cultuur en filosofie van de renaissance op de Noordelijke Nederlanden groot geweest en was het gedachtengoed een beslissende kracht voor de waardering van het beroep van de schilder. Zo kreeg de kunstenaar een betere status door theoretische werken als dat van Lorenzo Ghiberti (1378-1455), Leon Battista Alberti (1404-1472) en later Giorgio Vasari (1511-1574). Raakvlakken met de geometrie, filosofie, retorica en dichtkunst werden actief nagestreefd. Vandaag belichten we hoe dit zich uitte bij een aantal vrouwelijke kunstenaars. Hoe konden zij zich manifesteren in de mannenwereld van de kunst? Zelfreflectie van vrouwelijke kunstenaars is dus het onderwerp van dit blog, soms zelfs als letterlijke fenomeen.
Van Ghiberti tot Vasari
in 1455 schrijft Lorenzo Ghiberti een autobiografie, innovatief en baanbrekend. De kunstenaar keek kritisch naar zichzelf en plaatste zijn werk in een geschiedenis plaatste. Zo werd zelfreflectie een belangrijk aspect van de kunstenaar. Het kunstenaarschap werd verheven van ambachtsman naar ontwerper en schepper van creatief, bewust was van zijn eigen intellectuele en creatieve prestaties op naar de nieuwe tijd, de renaissance. Leon Battista Alberti was met zijn tekst de doorslag voor deze nieuwe idealen. Niet veel later schreef Leon Battista Alberta, De pictura (Over de schilderkunst, 1435) , een verhandeling of commentaar waarin de humanist zijn denkbeelden uiteenzette over de schilderkunsti. De eerste versie, in 1435 in het Latijn gecomponeerd, werd pas in 1450 gepubliceerd. Scheppende kwaliteiten van de kunstenaar werden benadrukt, soms zelfs zo krachtig dat het de wenkbrauwen doet rijzen. Zo stelt Alberti dat de kunstenaar een tweede god moest zijn, ‘alter deus’, waarbij intellectuele elementen toegevoegd worden aan hetgeen hij of zij maakt.

Beeldstrategie
Van de Italiaanse kunsttheoreticus Alberti neemt hij ook de beeldstrategie over om de zeggingskracht van het kunstwerk te vergroten door het toevoegen van een figuur die ons aankijkt en zodoende een dialoog met ons begint. Dit stijlmiddel werd al door de Alberti in zijn beroemde boek De pictura (Over de schilderkunst, 1435) aangedragen. Alberti besteed een groot deel van zijn boek aan de retorica of de kunst van de welsprekendheid en geeft de schilder een handleiding hoe een schilderij zijn toeschouwer kan aanspreken en overtuigen. Het stijlmiddel van de figuur die ons aankijkt is dus niet nieuw. Het middel werd door Rubens veelvuldig gebruikt en werd zijn handelsmerk. Maar bovenal is de kracht van zijn werk groot door een visueel ritme met veel diagonale lijnen die de ruimte ordenen en construeren, waarbij een spanningsveld tussen evenwicht, beweging, eenheid en variatie ontstaat Het is zowel de innerlijke beweging als de fysieke beweging die kenmerkend zijn voor de barok in het algemeen en deze altaarstukken in het bijzonder. Jazeker, Rubens is de meester.