In de 17de eeuw werden huizen van rijke burgers van plint tot plafond gedecoreerd. Naast schilderijen en goudleren behang kwamen ook tegelvelden in zwang. Het Van Balckeneynde Huis zal ongetwijfeld dezelfde mode hebben gevolgd. Handbeschilderde tegels waren kostbaar en een rijk betegelde schouw etaleerde de rijkdom van de bewoner. In de keuken waren ook veel tegels te vinden. De tegel was juist hier erg praktisch; hittebestand, niet poreus en makkelijk schoon te maken.

De keuken van het Van Balkeneynde Huis is een van de blikvangers van het Buitenmuseum; een plavuizen vloer, het oude fornuis, het koperwerk, een waterpomp en het zeer lage eikenhouten plafond. Maar het meest in het oog springend is de tegelcollectie. Het grote tegelveld met diverse kinderspelen en de tegelclusters met verschillende taferelen zijn een sprekend voorbeeld van de ontwikkeling van de Hollandse tegel vanaf het moment dat de eerste Hollandse pottenbakkers op grote schaal tegels produceerden tot en met de 19de eeuw, de eeuw waarin een revival van de oud-Hollandse tegel zijn opkomst maakt.
Maar hoe oud-Hollands zijn tegels? en hoe is de collectie de tegels in het Van Balckeynde Huis tot stand gekomen?

Tegels en aardewerk; van de Oudheid tot Antwerpen
Geglazuurd aardewerk is eeuwenoud. Al bij de bouw van de eerste piramide, de piramide van Djoser (27e eeuw v. chr.) gebruikten de Egyptenaren de techniek om baksteen te glazuren. Ook bestond de Poort van Babylon, een van de zeven wereldwonderen grotendeels uit geglazuurde baksteen (575 voor chr.) De Hollandse tegel heeft echter een andere oorsprong. De techniek is afkomstig van de Arabieren.
Door de veroveringen van Arabische stammen verspreidde in de middeleeuwen islamitische kunst en kunstnijverheid zich over Noord-Afrika, een deel van Zuid-Oost Europa en Spanje. Zo komt de kennis over het produceren van geglazuurd aardewerk naar Europa. Een goed voorbeeld hiervan is het tegelwerk in het Alhambra in Spanje dat uit de 14e eeuw dateert. Kleurrijke abstracte geometrische patronen zijn kenmerkend voor deze Islamitische kunst. In Spanje kwam de tegelindustrie in de 15e eeuw tot bloei. Met de handel in het Middellandse zeegebied werden via het eiland Majorca producten van Spaans tinglazuur verhandeld met de Italianen. Het aardewerk kreeg de naam van het eiland mee en werd aangeduid met ‘majolica’.
In Italië waren aan het einde van de middeleeuwen de Italiaanse pottenbakkers uit Faenza, een plaats vlakbij Ravenna, beroemd om hun geglazuurde aardewerk. Het product kreeg dan ook de naam van deze plaats en werd aangeduid met ‘faience’. In de renaissance wordt in Italië de kunst van het glazuren en modelleren van aardewerken voorwerpen nog verder ontwikkeld. Beroemd zijn de grote reliëfs van geglazuurde terracotta die in Florence door Luca della Robbia (1400-1482) werden gemaakt.
Via Italië vindt het aardewerk zijn weg naar de Zuidelijke Nederlanden. Het zijn vaak veelkleurige tegels met op het tinglazuur geometrische patronen zoals de ruit, de cirkel en de ster. Vaak wordt het patroon gemaakt door diverse tegels tegen elkaar te plaatsen. De achterzijde is ongeglazuurd of voorzien van een transparante loodglazuur (gelig). De start van de majolica of faience industrie in Antwerpen is geconcentreerd rond een persoon, namelijk Guido di Savino alias Guido Andries. Hij start rond 1513 de eerste majolicafabriek te Antwerpen, het handelscentrum van Noord-Europa. Guido leidt veel leerlingen op, die de techniek onder de knie krijgen. Vanaf Antwerpen worden de producten van aardewerk verspreid over het achterland en komen ook in de Republiek terecht. Een van Guido’s zonen vestigt zich zelfs in Zeeland, waar hij tegels en ander aardewerk maakt. In de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) was Antwerpen het strijdtoneel, waar de Spanjaarden de oorlog uitvochten. Toen in 1585 de Schelde werd afsloten viel de handel stil.
De Nederlandse Tegel
Veel ambachtslieden en kooplieden kwamen vanuit Antwerpen naar Holland. Het is daarom weinig verbazingwekkend dat de vroegste tegels uit Holland moeilijk of niet van de Antwerpse tegels te onderscheiden zijn.
Het kleurenpalet bestaat vaak uit kobalt blauw, oranje, geel en groen. Geometrische patronen zijn het meest gangbaar. De Nederlandse tegel ontwikkelt zich tot een zelfstandige ‘kunst’vorm. Tegels krijgen een hoofdmotief, zoals een fruitmand, portret of dier. Dit motief is vaak in een cirkel of kwadraat gevat. De blauw-witte hoekversieringen vormen vervolgens een nieuw patroon wanneer 4 tegels samengevoegd worden.

Al in de vroege zeventiende eeuw komen er ook allerlei vruchten- en bloemmotieven voor op de tegels; granaatappels, druiventrossen, oranjeappels, tulpen, kievietsbloemen, narcissen en goudsbloemen. Soms liggen de vruchten op fruitschalen (tazza) en zitten de bloemen in vazen. De keuze van de onderwerpen was soms verrassend chauvinistisch: zo konden de oranjeappels en goudsbloemen een verwijzing zijn naar het huis van Oranje. Een verwijzing naar de politieke voorkeur van de koper tijdens de strijd tegen de Spanjaarden. Granaatappels en druiven konden wijzen op vruchtbaarheid.

De insteek was om tegelvelden te creëren waarbij de tegels een groot oppervlak bestreken. Door dezelfde tegels te herhalen en door aaneensluitende hoekmotieven werd een repeterend patroon verkregen, vergelijkbaar met het hedendaagse behang. Hoekmotieven die veel zijn gebruikt zijn de ossenkop, het wan-li motief en de Franse Lely.
‘Delfts Blauw’
In het begin van de 17de eeuw worden op grote schaal tegels geproduceerd door pottenbakkers uit Delft, Gouda en Rotterdam. Vanaf 1620 zijn deze tegels vaak ‘Delfts Blauw’, dat wil zeggen dat er in kobaltblauw een hoofdmotief werd geschilderd op de ondoorzichtige tinglazuur. Inspiratiebron voor deze kleurstelling was het porselein dat uit China afkomstig was. Door de VOC werd dit in grote aantallen naar Holland vervoerd. De VOC-Kamers in Rotterdam een Delft waren twee van de zes Kamers van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) die in 1602 was opgericht. In Delft kwamen de schepen in ‘de kolk’ aan. De producten werden vervolgens overgeladen en naar diverse bestemmingen in de stad en omgeving gebracht. Den Haag werd daarbij zeker niet vergeten. Ook vanuit Rotterdam en Gouda was een goede verbinding over het water, al dan niet met de trekschuit.

De pottenbakkers noemden zich “porseleinbakkers”, maar van porselein geen sprake was. Voor tegels wordt klei gebruikt. Afhankelijk van de streek van afkomst komt de klei uit groeves of van uiterwaarden van de rivier. De klei wordt gezuiverd van takjes en stenen, gemengd en tot platen gewalst. Uit de platen worden op een snijplank met spijkers tegels van ongeveer 13 x 13 cm gesneden. De tegels worden op elkaar gestapeld in de oven. De oven wordt opgestookt met takkenbossen en turf. Dit kan meer dan een dag duren. Op ongeveer 1000°C worden de tegels gebakken tot ‘biscuit’. Vervolgens wordt een zijde bedekt met tinglazuur, een mengsel van kwarts, zand en soda dat eruit ziet als een witte ondoorzichtige pap. Hierop wordt de voorstelling met behulp van een geperforeerde tekening (spons), aangebracht. Met een zakje houtskoolpoeder wordt op de doorgeprikte tekening geklopt. Het houtskool stuift door de gaatjes, waardoor de voorstelling in zwarte stipjes op de tegel komt. De tegelschilder trekt vervolgens de stippellijn over (lijntekening), vult de details in. De tegel wordt voor de tweede keer gebakken. Het tinglazuur versmelt tot een wit ondoorzichtig laagje en wordt door verglazing waterdicht.

afb. 5 vrijwel identieke tegel in de keuken van het Van Balckeneynde Huis , zeepaard (in Van Balckeneynde Huis: eenhoorn met gekrulde staart)

Door de welvaart en het gebruiksgemak kwam er veel vraag naar de blauw-witte tegels. Tot op de dag van vandaag staan deze tegels symbool voor Holland.
Voorstellingen van de tegels kwamen uit het dagelijkse leven en geven daarmee een goed beeld van het Hollandse landschap en de Hollandse cultuur; molens, spelende kinderen, vissen en dieren, de voorliefde voor exotische bloemen zoals de tulp en kievitsbloem en voor exotische vruchten, zoals granaatappels en druiven. Maar ook beroepen, schepen, zeemonsters en modieus geklede soldaten en Spanjaarden kwamen op de tegels voor. Net als op schilderijen kwamen ook mythologische en bijbelse verhalen voor.

De tegels in het Van Balckeneynde Huis
De tegels in het Van Balckeneynde Huis komen uit de collectie van J.H.C. Voorhoeve. De opbouw van deze collectie heeft een bijzondere oorzaak. Een groot deel is afkomstig uit woningen die in de jaren zeventig werden gesloopt. Het ging om eeuwenoude panden uit het centrum van Den Haag, woonhuizen die tegenwoordig een monumentenstatus zouden hebben gekregen. Met de sloop ging veel historisch erfgoed verloren. Uit de containers is door de familie Voorhoeve veel waardevols gered, zoals diverse oud-Hollandse tegels, maar ook natuurstenen bouwornamenten, die in de tuin zijn uitgestald. Helaas zijn een groot aantal antieke tegels beschadigd. Tijdens een inbraak is hardhandig en met grof geweld geprobeerd de tegels van de muur te bikken.
De tegels dateren uit verschillende eeuwen, waarbij de oudste mogelijk bijna vierhonderd jaar en de jongste uit de negentiende eeuw komt, een eeuw waarin motieven uit de Gouden Eeuw opnieuw werden gebruikt bij de fabricage van tegels. Ook de plaats van herkomst verschilt. Het is aannemelijk dat de meeste tegels uit Rotterdam, Gouda en Delft komen. De tegels tonen diverse taferelen.
Kinderspelen
Meest opvallend is het grote tegelveld met kinderspelen. Dit veld bedekt een van de wanden. Kinderen zijn aan het knikkeren, spelen badminton, staan op de kop, zijn aan het worstelen, maar doen ook onbekende spelletjes. Zo is niet helemaal duidelijk wat de twee jongens op de afgebeelde tegel doen.
Gaan zij met een lampion lopen ter ere van St. Maarten? De tegels met kinderspelen behoren tot de typisch Nederlandse traditie en vinden hun oorsprong in Vlaamse schilderijen en prenten,. Zo zijn op het schilderij Kinderspelen van Pieter Bruegel de Oudere meer dan 90 spelletjes te vinden (1527-1581).




Tulp en kievitsbloem
Uiteraard zijn er diverse tegels met tulpen. In de Gouden eeuw was de tulp een exotische bloem, die uit Azië naar de Republiek kwam. Het was waarschijnlijk de eerste bloem die niet vanwege zijn medische werking, maar vanwege haar schoonheid werd gewaardeerd. De tulpenliefde werd een ware rage. Kennis van botanica en goede smaak stonden bij het kiezen van deze bloemmotieven centraal. Dit was de eeuw van de wetenschap. Een van de tegels in het Van Balckeneynde Huis laat drie tulpen zien en beeldt ook de bol af, waaruit de stengels komen. Ongetwijfeld hebben botanische tekeningen hiervoor model gestaan. Er zijn ook tegels waarop vazen met tulpen voorkomen, waaronder een fraaie tegel waarop op de vaas een grotesk is afgebeeld. Ook de kievitsbloem komt vaak op oud-Hollandse tegels voor. De tegel met de kievietsbloemen in het Van Balckeneynde Huis is waarschijnlijk een van de oudste Hollandse tegels. Het is een veelkleurige tegel met kobaltblauw, oranje en een doorschijnend groen.

Diverse taferelen
Er zijn naast de tegels met bloemen- en vruchtenmotieven diverse onderwerpen afgebeeld op de tegels, zoals zoogdieren (bijvoorbeeld een beer en een ezel) en cupido’s. Daarnaast is er een veld met diverse Spanjaarden en modieus geklede figuren. Ook is er een uitgebreid cluster landschapstegels. Mogelijk zijn de tegels van de landschappen en de wipmolen uit Gouda afkomstig. In de hoeken vinden we de zogenaamde spinnenkopjes, een hoekmotief dat veel in deze stad is gebruikt. De landschappen tonen een terp met een gebouw erop, vaak omgeven door water, waarop zeilboten als contouren afsteken. Ook bij de molen is dit het geval, zoals blijkt door de tegel te vergelijken met een niet beschadigd exemplaar.

Er is ook een cluster met vissen en zeewezens met een gekrulde vissenstaart, zoals de eenhoorn. Dergelijke tegels geven een beeld van de Hollandse cultuur van de Gouden Eeuw. Het is een opmerkelijke combinatie van mythologische wezens en een natuurgetrouwe weergave van vissen die voor de consumptie diende. Iets vergelijkbaars zien we in het 16e eeuwse ‘Visboeck’ van Adriaen Coenen, een vishandelaar uit Scheveningen die in zijn fraai geïllustreerde naslagwerk op een wetenschappelijke manier diverse vissen beschreef en tekende, maar ook draken, het zevenhoofdig beest en zeegeesten in zijn boek opnam.
Het gaat ook wel eens mis
Wordt de oven te heet, dan treedt versintering op. Het benaderen van de gewenste temperatuur was een zenuwslopende bezigheid. Zelfs ervaren pottenbakkers brachten dit niet altijd tot een goed einde, getuigen de grote hoeveelheden 17e eeuws tegelafval.
